6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting.
Hij heeft tegen de wil van het slachtoffer geslachtsgemeenschap met haar gehad, terwijl zij pijn had en nee zei. Seksuele gemeenschap mag alleen plaats vinden met volledige en constante wederzijdse instemming. Daarvan is geen sprake geweest. De verdachte heeft zijn wil aan het slachtoffer opgelegd en op geen enkele wijze rekening gehouden met wat [slachtoffer] wel of niet wilde. Met zijn handelen heeft hij de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] op ernstige wijze aangetast. Slachtoffers van dergelijke feiten ondervinden hiervan niet alleen op dat moment veel schaamte, angst en last, maar ook tijdens hun verdere leven, met name maar niet uitsluitend in hun relaties.
Uit de toelichting bij de vordering benadeelde partij komt ook naar voren dat [slachtoffer] grote psychische gevolgen heeft ondervonden van het gebeurde, ook nu nog.
De persoon van de verdachte
De verdachte is nog niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 7 november 2017 betreffende het psychiatrisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend
door dr. [deskundige 1] , psychiater. Uit dit rapport volgt dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een lichte verstandelijke beperking en een normoverschrijdende gedragsstoornis c.q. een antisociale
persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling. Daarbij is ook sprake van een stoornis in cannabisgebruik. De verdachte moet als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Bij bewezenverklaring kan, aldus rapporteur, worden uitgegaan van een verhoogde kans op recidive door de combinatie van een verstandelijke beperking en een normoverschrijdende gedragsstoornis c.q. een antisociale persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling bij de verdachte. Een verhoogde recidivekans kan daarom slechts substantieel worden verkleind door langdurige klinische behandeling en resocialisatie in en vanuit een gespecialiseerde beveiligde setting, zoals de Forensisch Psychiatrische Kliniek De Beuken van Stichting Trajectum te Boschoord.
Bij beoordeling op indicatiecriteria en contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht volgens de wegingslijst adolescentenstrafrecht kan in aanmerking worden genomen dat de verdachte weliswaar op beperkt verstandelijk niveau functioneert, maar dat een pedagogische aanpak en gezinsgerichte hulpverlening niet meer zijn aangewezen, dat bij onderzochte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling, met psychopathische trekken en dat bij bewezenverklaring langdurige beveiliging is aangewezen. Voor voornoemde behandeling en resocialisatie zou de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden een geschikt kader zijn
.Bij onvoldoende medewerking van de verdachte kan zo’n behandeling en resocialisatie in het kader van
terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege plaatsvinden.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft dr. [deskundige 1] , gehoord als deskundige, desgevraagd benadrukt dat, als de verdachte meewerkt aan zijn behandeling en resocialisatie in en vanuit een gespecialiseerde beveiligde setting, het minst ingrijpende kader, derhalve terbeschikkingstelling met voorwaarden kan worden opgelegd, maar dat onder meer de mededeling van de verdachte ter terechtzitting dat hij zelf een school en huis kan regelen en verder niemand nodig heeft, in die zin niet hoopvol stemt.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 17 november 2017 betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend
door drs. [deskundige 2] , GZ- psycholoog. Uit dit rapport volgt eveneens dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht. Rapporteur adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen. De verdachte is al gedurende langere tijd onder behandeling en in begeleiding vanuit de jeugd in de civiele sector. Zijn gedrag is echter onvoldoende veranderd, noch verbeterd. Hij is sterk zelfbepalend, gericht op zijn eigen behoeften, accepteert geen grenzen (behalve op zijn voorwaarden), is gemakkelijk gefrustreerd en dreigend waarbij hij bovenal de regie wil houden. Het geweten is lacunair en betrokkene is rancuneus en hij betuigt geen spijt en geen berouw. Ook is sprake van een beperkt reflectievermogen. Dit gedrag is verankerd in de persoonlijkheid van betrokkene waardoor een pedagogische aanpak onvoldoende aansluit bij de mogelijkheden van betrokkene.
Geadviseerd wordt om de verdachte een behandeling aan te bieden binnen een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) voor mensen met een licht verstandelijke beperking en forensische problematiek. Gedacht wordt hierbij aan De Beuken van Hoeve Boschoord/Trajectum of een vergelijkbare instelling.
Het advies is bovengenoemde behandeling aan te bieden in het kader van een terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging hetgeen inhoudt dat de verdachte moet meewerken aan de genoemde behandeling. De inschatting van de rapporteur is dat de verdachte, als hij al stelt te willen meewerken, bij enige frustratie of eis zal afhaken. Daarnaast is er reden gelegen in het feit dat het recidiverisico op toekomstig gewelddadig en ander crimineel gedrag als hoog wordt ingeschat. Het tenlastegelegde is zeer ernstig, mede ook omdat de verdachte het tenlastegelegde vergoelijkt, bagatelliseert en de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag buiten zichzelf legt. Hij ervaart geen schuldgevoelens, noch heeft hij besef van hetgeen hij (indien bewezen) heeft gedaan.
De verdachte is rancuneus naar het slachtoffer toe. Daarbij is er sprake van meerdere stoornissen, zoals beschreven, die het gedrag en handelen van betrokkene voortdurend beïnvloeden. De verdachte dient in bescherming te worden genomen en daar tegenover staat dat de samenleving en de maatschappij (voorlopig) ook tegen de verdachte moeten worden beschermd.
Drs. [deskundige 2] heeft ter terechtzitting, gehoord als deskundige, haar advies bevestigd.
In het over de verdachte opgestelde reclasseringsrapport van 5 december 2017 heeft de reclassering aangegeven dat zij van mening is dat, gelet op de aard van het delict, de hoge kans op recidive, de hoge kans op onttrekking aan de voorwaarden en de aard van de problematiek van de verdachte, het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet haalbaar is.
Ter terechtzitting heeft de reclasseringsmedewerker dit advies gehandhaafd.
Toepasselijk recht
De rechtbank heeft acht geslagen op de hiervoor besproken Pro Justitia rapportages van
de deskundigen waarin toepassing van het volwassenenstrafrecht wordt geadviseerd.
De rechtbank onderschrijft dit advies en zal op grond van de daarin genoemde argumenten het volwassenenstrafrecht toepassen.
De op te leggen straf
De rechtbank is allereerst, gelet op de ernst van het feit, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van 5 maanden, zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden is.
De raadsman heeft verzocht te bepalen dat de eventuele resterende vrijheidsstraf in een justitiële jeugdinrichting ten uitvoer wordt gelegd. Nu er voor toepassing van het volwassenenstrafrecht is gekozen, voorziet de wet niet in de mogelijkheid zulks te bepalen. De rechtbank acht het wel van belang te benadrukken dat bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf rekening wordt gehouden met de kwetsbaarheid van de verdachte, zodat deze bijvoorbeeld op een bijzondere zorgafdeling wordt tenuitvoergelegd, zoals door de psychiater ter terechtzitting ook is aangegeven.
Maatregel
De rechtbank heeft voorts de conclusie van de deskundigen dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het ten laste gelegde, overgenomen en tot de hare gemaakt.
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden opgelegd, stelt de rechtbank voorop dat een terbeschikkingstelling, hetzij met dwangverpleging, hetzij met voorwaarden, een voor de verdachte zeer ingrijpende strafrechtelijke maatregel is, die aan de orde is als de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit vereist en andere, minder ingrijpende maatregelen, niet effectief zijn.
Op grond van de bevindingen van de deskundigen komt de rechtbank tot de vaststelling dat de bij de verdachte vastgestelde stoornissen dusdanig ernstig zijn dat een langdurige behandeling noodzakelijk is.
De aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de verwachte behandelduur, het beperkte ziekte-inzicht, de veiligheid van personen en het gevaar voor herhaling, dat op grond van alle beschikbare informatie moet worden gevreesd, maken dat de rechtbank de voor de verdachte noodzakelijke behandeling in geen ander kader kan opleggen dan in de vorm van een maatregel van terbeschikkingstelling.
De verdachte heeft reeds langdurig behandeling en begeleiding in het civiele kader
gehad, maar dit heeft zijn gedrag onvoldoende veranderd, noch verbeterd. Volgens de psycholoog is de verdachte sterk zelfbepalend, gericht op zijn eigen behoeften, accepteert hij geen grenzen (behalve op zijn voorwaarden) en is hij gemakkelijk gefrustreerd en dreigend waarbij hij bovenal de regie wil houden. Mede gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat een terbeschikkingstelling onder voorwaarden geen kans van slagen heeft.
De rechtbank zal dan ook aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen met het bevel dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
De rechtbank ondersteunt de aanbeveling van de deskundigen dat de behandeling in een gespecialiseerde beveiligde setting, zoals Forensisch Psychiatrische Kliniek De Beuken van Stichting Trajectum te Boschoord, dient plaats te vinden.
De maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten verkrachting, een en ander als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank ziet naast voormelde gevangenisstraf en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging geen reden ook nog een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v, tweede lid, sub a en b, van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de officier van justitie gevorderd, op te leggen.
Eerst zal immers de resterende gevangenisstraf ten uitvoer worden gelegd en aansluitend zal in het kader van de maatregel terbeschikkingstelling de benodigde behandeling worden gestart. Gelet op de aard en de duur van de behandeling en gelet op het feit dat de verdachte na 7 augustus 2017 geen contact meer heeft opgenomen met [slachtoffer] , acht de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer] of een verbod om zich op het terrein van [locatie 1] op te houden niet noodzakelijk.