ECLI:NL:RBDHA:2017:15269

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
09/730172-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met dwang en geweld in Nootdorp

Op 21 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 augustus 2017 in Nootdorp, waar de verdachte het slachtoffer, een 19-jarig meisje met een verstandelijke beperking, onder dwang seksuele handelingen heeft laten ondergaan. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 7 december 2017, waarbij de officier van justitie, mr. L.A. Pronk, de verdachte heeft aangeklaagd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G. van der Steen, heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en andere getuigen als overtuigend beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van geweld en bedreiging. De verdachte heeft ontkend dat er sprake was van dwang, maar de rechtbank heeft zijn verklaring ongeloofwaardig geacht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer, vertegenwoordigd door een bewindvoerder, voor de geleden schade als gevolg van de verkrachting.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/730172-17
Datum uitspraak: 21 december 2017
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans preventief gedetineerd in het [verblijfplaats]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 december 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.A. Pronk en van hetgeen door de raadsman van de verdachte
mr. G. van der Steen, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 augustus 2017 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het betasten en/of strelen en/of aanraken van de borsten en/of bovenbenen en/of billen, althans het
lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het (meermalen) zoenen van die [slachtoffer] in/op haar nek en/of mond en/of
- het tongzoenen met die [slachtoffer] en/of
- het brengen/plaatsen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het vastpakken van de hand van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het plaatsen van die hand op zijn,
verdachtes, penis en/of
- het (met kracht) duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
bestaande dat/die geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] heeft meegenomen naar een hut, althans een( afgelegen) plek in de struiken/bosjes en/of
- ( op dwingende toon) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "ga snel liggen op dat doek",
althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- de rits van de broek van die [slachtoffer] kapot heeft gemaakt en/of (vervolgens) de broek van die
[slachtoffer] naar beneden heeft getrokken, althans uit heeft gedaan, en/of
- het shirt en/of de bh, althans de bovenkleding van die [slachtoffer] naar boven heeft
getrokken/geschoven en/of
- ( vervolgens) zijn eigen kleding (gedeeltelijk) heeft uitgetrokken en/of
- ( vervolgens) op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- ( vervolgens) (met kracht) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft
geduwd/gebracht.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit heeft begaan.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van haar standpunt aangegeven dat niet in geschil is dat er seksuele handelingen, waaronder het binnendringen met de penis van de verdachte in de vagina van [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ), hebben plaatsgevonden, maar dat de vraag moet worden beantwoord of ook sprake is geweest van dwang. De officier van justitie heeft aangegeven dat zij deze vraag bevestigend beantwoordt op basis van de verklaring van [slachtoffer] , zoals zij die direct na het gebeurde tegen haar begeleider bij [locatie 1] heeft afgelegd, de aangifte, gedaan door de moeder van [slachtoffer] , het studioverhoor van [slachtoffer] en de medische informatie.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft niet betwist dat sprake is geweest van seksueel contact tussen de verdachte en [slachtoffer] , maar wel dat sprake is geweest van dwang. De verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] heeft gedwongen. De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Hij heeft aangevoerd dat er sprake was van een mislukte vrijage, maar niet van dwang.
De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] ter discussie gesteld, gelet op haar persoonlijkheid en verleden, en heeft betoogd dat zij, als zij al niet wilde, dit niet aan de verdachte duidelijk heeft gemaakt. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat aan de hand waarvan kan worden vermoed dat er sprake is geweest van enig geweld, zoals de kapotte rits en het letsel bij de vagina van [slachtoffer] , zijn voor het ontstaan hiervan ook andere scenario’s denkbaar dan de voor verkrachting vereiste dwang, aldus de raadsman. Er is daarom onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden, waaruit blijkt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot seksueel contact.
De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn pleidooi zijn pleitnota aan de rechtbank overgelegd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Op 7 augustus 2017 heeft [slachtoffer] , een meisje van 19 jaar dat op een veel lager niveau
functioneert dan op grond van haar leeftijd verwacht mag worden, het volgende aan haar
persoonlijk begeleider verklaard.
Zij had die dag telefonisch contact gezocht met de verdachte omdat zij graag wilde blowen
en de verdachte haar een joint kon verkopen. [slachtoffer] had via een ander het nummer van de
verdachte gekregen. Zij heeft de verdachte ontmoet op het terrein van [locatie 1] in
Nootdorp , waar zij verblijft. [slachtoffer] heeft samen met de verdachte, die zij niet kende, op een
bankje op het terrein van [locatie 1] een jointje gerookt.
Vervolgens zei de verdachte dat hij nog iets had wat hij haar wilde laten zien, maar dat niemand anders dit mocht zien en dat ze dus alleen moesten zijn. De verdachte had gezegd: "Loop maar met me mee naar de bosjes" en dat heeft [slachtoffer] gedaan. Het viel [slachtoffer] op dat er in de bosjes een hut was en dat naast de hut witte doeken lagen.
[slachtoffer] heeft verteld dat de verdachte zijn vinger in haar heeft gestopt, daaronder. [slachtoffer] mag het woord kut niet zeggen en het woord vagina begrijpt ze niet. [slachtoffer] heeft ook verteld dat de verdachte seks met haar heeft gehad. Hij begon haar te kussen en te betasten aan haar bovenlichaam en toen is hij van daaruit naar beneden gegaan. De verdachte heeft de rits van haar broek opengemaakt en is toen met zijn vinger erin gegaan. Ze waren op de grond op de witte doeken gaan liggen. De verdachte lag boven op [slachtoffer] en toen heeft hij het erin gestoken. [slachtoffer] heeft een aantal keren nee geroepen/gezegd. Uiteindelijk heeft ze de verdachte met een soort van wilde beweging van zich afgeduwd. [2]
De persoonlijke begeleider van [slachtoffer] , tegen wie zij het voorgaande direct nadat zij op de groep aankwam heeft verteld, zag dat [slachtoffer] op 7 augustus 2017 om 16.40 uur voor de deur stond. Ze zag er wat gehavend uit. Ze had haar zonnebril op, haar jasje zat scheef en de rits van haar broek was los. Hij zag aan de mimiek en manier van staan van [slachtoffer] dat ze niet in normale doen was. Ze zei: ‘Het is niet goed gegaan, het is niet goed gegaan’. [3]
De moeder van [slachtoffer] heeft op 9 augustus 2017, nadat zij eerst samen met [slachtoffer] een informatief gesprek bij het team Zeden van de politie Eenheid Den Haag heeft gehad, aangifte gedaan. Hierin verklaart zij onder meer dat zij door [naam] was gebeld over wat er gebeurd was met [slachtoffer] en dat zij daarna naar [slachtoffer] toe is gekomen en met haar naar de politie is gegaan. Zij verklaart ook dat [slachtoffer] haar toen zij onderweg waren naar het politiebureau heeft verteld dat het heel erg zeer had gedaan en dat ze ook een paar keer nee had gezegd, maar het op een gegeven moment maar had laten gebeuren om er maar zo snel mogelijk vanaf te zijn. [4]
In het informatieve gesprek heeft [slachtoffer] nog aangegeven dat de verdachte de rits van broek kapot had getrokken, dat de verdachte haar hand naar zijn geslachtsdeel heeft gebracht en dat zij dat niet prettig vond. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat zij heeft gezegd dat ze het niet wilde, dat het pijn deed toen de verdachte zijn piemel in haar vagina deed en dat het bloedde. [5]
[slachtoffer] heeft in het studioverhoor verklaard dat de verdachte aan haar zat, haar rits kapot heeft gemaakt en met zijn vinger naar binnen is gegaan. Ook heeft hij haar op haar wang, mond en in haar nek gezoend en over haar hele lichaam met zijn handen aangeraakt. Hij had haar broek naar beneden gedaan toen ze moest gaan liggen en hij deed ook haar shirt en BH omhoog. Ze vond het niet fijn dat hij haar borsten aanraakte. [slachtoffer] durfde niets te doen omdat ze bang was. [6]
[slachtoffer] is ook medisch onderzocht. De arts heeft het volgende uitwendig letsel waargenomen: "Bij vagina opening op 6 uur zit een scheurtje waaruit siepelend bloedverlies. Het letsel oogt van traumatische aard". [7]
De verdachte heeft in zijn eerste verklaring bij de politie verklaard dat [slachtoffer] vrijwillig meeging en dat hij haar niet heeft gedwongen. De verdachte heeft verklaard dat hij aan [slachtoffer] heeft gevraagd of ze het echt wilde, dat ze toen ja zei en zelf ging liggen. De verdachte had zijn shirt aan en zijn broek en onderbroek hingen op zijn knieën. De onderkleding van [slachtoffer] had ze uit tot haar enkels, toen hebben ze gevreëen. De verdachte heeft verklaard dat hij is gestopt omdat er een klein beetje bloed op zijn benen zat en hij toen geen zin meer had.
De verdachte heeft ook verklaard dat hij met toestemming van [slachtoffer] aan haar borsten heeft gezeten. [8]
Zijn tweede verklaring is de verdachte begonnen met de mededeling dat hij denkt dat wat [slachtoffer] heeft verteld juist is en dat hij denkt dat het zo is gegaan zoals zij heeft verklaard.
De verdachte heeft voorts verklaard dat [slachtoffer] ‘au’ zei toen hij zijn antenne (lees: penis) in de usb-ingang (lees: vagina) van [slachtoffer] deed en dat hij [slachtoffer] met haar toestemming op haar bovenbenen, knieën en kont heeft aangeraakt. De verdachte heeft verklaard dat hij de borsten van [slachtoffer] onder haar kleding heeft aangeraakt; hij heeft haar tepel tussen zijn vingers gerold en haar bovenbenen, knieën en kont over haar kleding aangeraakt. [9]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet meer weet hoe het is gegaan, maar wel weet dat [slachtoffer] het wilde. [10]
De raadsman heeft betoogd dat de tweede verklaring van de verdachte niet als een bekennende verklaring moet worden opgevat, omdat de eerste woorden van die verklaring zijn afgelegd na een onrustige nacht op het politiebureau en ook niet passen bij de rest van die verklaring waarin de verdachte wederom heeft verklaard dat [slachtoffer] toestemming gaf.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat alles met wederzijdse instemming heeft plaatsgevonden ongeloofwaardig, nu deze op geen enkele manier steun vindt in het dossier, terwijl er, in de verklaringen van de persoonlijk begeleider en de moeder, aan wie [slachtoffer] kort daarna over het gebeurde heeft verteld en die ook hebben verklaard dat [slachtoffer] toen erg van slag was, alsmede in de kapotte rits en het letsel in de vagina ondersteuning kan worden gevonden voor de verklaring van [slachtoffer] . Een mogelijk alternatief scenario met betrekking tot de kapotte rits en het letsel zoals die door de raadsman zijn geschetst, vindt daarentegen geen steun in andere bewijsmiddelen, ook niet in de verklaring van de verdachte.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat de seksuele handelingen waaronder het binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] onder dwang hebben plaatsgevonden en dat aldus verkrachting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 07 augustus 2017 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, door een andere feitelijkheid
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het betasten en/of aanraken van de borsten en/of bovenbenen en/of billen van die [slachtoffer] en
- het meermalen zoenen van die [slachtoffer] in/op haar nek en mond en
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] en
- het vastpakken van de hand van die [slachtoffer] en vervolgens het plaatsen van die hand op zijn,
verdachtes, penis en
- het met kracht duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] heeft meegenomen naar een afgelegen plek in de struiken/bosjes en
- op dwingende toon die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "ga snel liggen op dat doek", en
- de rits van de broek van die [slachtoffer] kapot heeft gemaakt en vervolgens de broek van die
[slachtoffer] naar beneden heeft getrokken, en
- het shirt en de bh van die [slachtoffer] naar boven heeft getrokken/geschoven en
- vervolgens zijn eigen kleding gedeeltelijk heeft uitgetrokken en
- vervolgens op die [slachtoffer] is gaan liggen en
- vervolgens met kracht zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, met toepassing van het strafrecht voor meerderjarigen, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en daarnaast tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Voorts heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v, tweede lid, sub a en b, van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor de duur van 2 jaar in de vorm van een bevel om zich niet op het terrein van [locatie 1] in Nootdorp op te houden alsook om zich te onthouden van contact met [slachtoffer] . De officier van justitie heeft verzocht te bepalen dat bij overtreding van deze maatregel telkens 1 week vervangende hechtenis worden toegepast met een maximum van 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vraag of jeugdstrafrecht moet worden toegepast gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de raadsman, in geval de rechtbank wel tot bewezenverklaring komt, bepleit dat de verdachte in [locatie 2] in Zwammerdam kan worden geplaatst waar hij behandeling kan krijgen. De verdachte wil deze behandeling volgen en zal zich aan de voorwaarden van een terbeschikkingstelling met voorwaarden houden, hoewel er helaas geen maatregelenrapport is opgesteld.
Terbeschikkingstelling met dwangverpleging is dan ook een te vergaande maatregel.
De raadsman verzoekt voorts te bepalen dat de verdachte een eventueel restant van een hem op te leggen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in een justitiële jeugdinrichting in plaats van in een penitentiaire inrichting kan uitzitten. De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting.
Hij heeft tegen de wil van het slachtoffer geslachtsgemeenschap met haar gehad, terwijl zij pijn had en nee zei. Seksuele gemeenschap mag alleen plaats vinden met volledige en constante wederzijdse instemming. Daarvan is geen sprake geweest. De verdachte heeft zijn wil aan het slachtoffer opgelegd en op geen enkele wijze rekening gehouden met wat [slachtoffer] wel of niet wilde. Met zijn handelen heeft hij de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] op ernstige wijze aangetast. Slachtoffers van dergelijke feiten ondervinden hiervan niet alleen op dat moment veel schaamte, angst en last, maar ook tijdens hun verdere leven, met name maar niet uitsluitend in hun relaties.
Uit de toelichting bij de vordering benadeelde partij komt ook naar voren dat [slachtoffer] grote psychische gevolgen heeft ondervonden van het gebeurde, ook nu nog.
De persoon van de verdachte
De verdachte is nog niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 7 november 2017 betreffende het psychiatrisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend
door dr. [deskundige 1] , psychiater. Uit dit rapport volgt dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een lichte verstandelijke beperking en een normoverschrijdende gedragsstoornis c.q. een antisociale
persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling. Daarbij is ook sprake van een stoornis in cannabisgebruik. De verdachte moet als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Bij bewezenverklaring kan, aldus rapporteur, worden uitgegaan van een verhoogde kans op recidive door de combinatie van een verstandelijke beperking en een normoverschrijdende gedragsstoornis c.q. een antisociale persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling bij de verdachte. Een verhoogde recidivekans kan daarom slechts substantieel worden verkleind door langdurige klinische behandeling en resocialisatie in en vanuit een gespecialiseerde beveiligde setting, zoals de Forensisch Psychiatrische Kliniek De Beuken van Stichting Trajectum te Boschoord.
Bij beoordeling op indicatiecriteria en contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht volgens de wegingslijst adolescentenstrafrecht kan in aanmerking worden genomen dat de verdachte weliswaar op beperkt verstandelijk niveau functioneert, maar dat een pedagogische aanpak en gezinsgerichte hulpverlening niet meer zijn aangewezen, dat bij onderzochte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling, met psychopathische trekken en dat bij bewezenverklaring langdurige beveiliging is aangewezen. Voor voornoemde behandeling en resocialisatie zou de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden een geschikt kader zijn
.Bij onvoldoende medewerking van de verdachte kan zo’n behandeling en resocialisatie in het kader van
terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege plaatsvinden.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft dr. [deskundige 1] , gehoord als deskundige, desgevraagd benadrukt dat, als de verdachte meewerkt aan zijn behandeling en resocialisatie in en vanuit een gespecialiseerde beveiligde setting, het minst ingrijpende kader, derhalve terbeschikkingstelling met voorwaarden kan worden opgelegd, maar dat onder meer de mededeling van de verdachte ter terechtzitting dat hij zelf een school en huis kan regelen en verder niemand nodig heeft, in die zin niet hoopvol stemt.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 17 november 2017 betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend
door drs. [deskundige 2] , GZ- psycholoog. Uit dit rapport volgt eveneens dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht. Rapporteur adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen. De verdachte is al gedurende langere tijd onder behandeling en in begeleiding vanuit de jeugd in de civiele sector. Zijn gedrag is echter onvoldoende veranderd, noch verbeterd. Hij is sterk zelfbepalend, gericht op zijn eigen behoeften, accepteert geen grenzen (behalve op zijn voorwaarden), is gemakkelijk gefrustreerd en dreigend waarbij hij bovenal de regie wil houden. Het geweten is lacunair en betrokkene is rancuneus en hij betuigt geen spijt en geen berouw. Ook is sprake van een beperkt reflectievermogen. Dit gedrag is verankerd in de persoonlijkheid van betrokkene waardoor een pedagogische aanpak onvoldoende aansluit bij de mogelijkheden van betrokkene.
Geadviseerd wordt om de verdachte een behandeling aan te bieden binnen een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) voor mensen met een licht verstandelijke beperking en forensische problematiek. Gedacht wordt hierbij aan De Beuken van Hoeve Boschoord/Trajectum of een vergelijkbare instelling.
Het advies is bovengenoemde behandeling aan te bieden in het kader van een terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging hetgeen inhoudt dat de verdachte moet meewerken aan de genoemde behandeling. De inschatting van de rapporteur is dat de verdachte, als hij al stelt te willen meewerken, bij enige frustratie of eis zal afhaken. Daarnaast is er reden gelegen in het feit dat het recidiverisico op toekomstig gewelddadig en ander crimineel gedrag als hoog wordt ingeschat. Het tenlastegelegde is zeer ernstig, mede ook omdat de verdachte het tenlastegelegde vergoelijkt, bagatelliseert en de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag buiten zichzelf legt. Hij ervaart geen schuldgevoelens, noch heeft hij besef van hetgeen hij (indien bewezen) heeft gedaan.
De verdachte is rancuneus naar het slachtoffer toe. Daarbij is er sprake van meerdere stoornissen, zoals beschreven, die het gedrag en handelen van betrokkene voortdurend beïnvloeden. De verdachte dient in bescherming te worden genomen en daar tegenover staat dat de samenleving en de maatschappij (voorlopig) ook tegen de verdachte moeten worden beschermd.
Drs. [deskundige 2] heeft ter terechtzitting, gehoord als deskundige, haar advies bevestigd.
In het over de verdachte opgestelde reclasseringsrapport van 5 december 2017 heeft de reclassering aangegeven dat zij van mening is dat, gelet op de aard van het delict, de hoge kans op recidive, de hoge kans op onttrekking aan de voorwaarden en de aard van de problematiek van de verdachte, het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet haalbaar is.
Ter terechtzitting heeft de reclasseringsmedewerker dit advies gehandhaafd.
Toepasselijk recht
De rechtbank heeft acht geslagen op de hiervoor besproken Pro Justitia rapportages van
de deskundigen waarin toepassing van het volwassenenstrafrecht wordt geadviseerd.
De rechtbank onderschrijft dit advies en zal op grond van de daarin genoemde argumenten het volwassenenstrafrecht toepassen.
De op te leggen straf
De rechtbank is allereerst, gelet op de ernst van het feit, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van 5 maanden, zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden is.
De raadsman heeft verzocht te bepalen dat de eventuele resterende vrijheidsstraf in een justitiële jeugdinrichting ten uitvoer wordt gelegd. Nu er voor toepassing van het volwassenenstrafrecht is gekozen, voorziet de wet niet in de mogelijkheid zulks te bepalen. De rechtbank acht het wel van belang te benadrukken dat bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf rekening wordt gehouden met de kwetsbaarheid van de verdachte, zodat deze bijvoorbeeld op een bijzondere zorgafdeling wordt tenuitvoergelegd, zoals door de psychiater ter terechtzitting ook is aangegeven.
Maatregel
De rechtbank heeft voorts de conclusie van de deskundigen dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het ten laste gelegde, overgenomen en tot de hare gemaakt.
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden opgelegd, stelt de rechtbank voorop dat een terbeschikkingstelling, hetzij met dwangverpleging, hetzij met voorwaarden, een voor de verdachte zeer ingrijpende strafrechtelijke maatregel is, die aan de orde is als de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit vereist en andere, minder ingrijpende maatregelen, niet effectief zijn.
Op grond van de bevindingen van de deskundigen komt de rechtbank tot de vaststelling dat de bij de verdachte vastgestelde stoornissen dusdanig ernstig zijn dat een langdurige behandeling noodzakelijk is.
De aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de verwachte behandelduur, het beperkte ziekte-inzicht, de veiligheid van personen en het gevaar voor herhaling, dat op grond van alle beschikbare informatie moet worden gevreesd, maken dat de rechtbank de voor de verdachte noodzakelijke behandeling in geen ander kader kan opleggen dan in de vorm van een maatregel van terbeschikkingstelling.
De verdachte heeft reeds langdurig behandeling en begeleiding in het civiele kader
gehad, maar dit heeft zijn gedrag onvoldoende veranderd, noch verbeterd. Volgens de psycholoog is de verdachte sterk zelfbepalend, gericht op zijn eigen behoeften, accepteert hij geen grenzen (behalve op zijn voorwaarden) en is hij gemakkelijk gefrustreerd en dreigend waarbij hij bovenal de regie wil houden. Mede gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat een terbeschikkingstelling onder voorwaarden geen kans van slagen heeft.
De rechtbank zal dan ook aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen met het bevel dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
De rechtbank ondersteunt de aanbeveling van de deskundigen dat de behandeling in een gespecialiseerde beveiligde setting, zoals Forensisch Psychiatrische Kliniek De Beuken van Stichting Trajectum te Boschoord, dient plaats te vinden.
De maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten verkrachting, een en ander als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank ziet naast voormelde gevangenisstraf en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging geen reden ook nog een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v, tweede lid, sub a en b, van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de officier van justitie gevorderd, op te leggen.
Eerst zal immers de resterende gevangenisstraf ten uitvoer worden gelegd en aansluitend zal in het kader van de maatregel terbeschikkingstelling de benodigde behandeling worden gestart. Gelet op de aard en de duur van de behandeling en gelet op het feit dat de verdachte na 7 augustus 2017 geen contact meer heeft opgenomen met [slachtoffer] , acht de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer] of een verbod om zich op het terrein van [locatie 1] op te houden niet noodzakelijk.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[bewindvoerder] heeft zich als bewindvoerder van [slachtoffer]als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 7.900,-,zijnde een bedrag van
€ 200,- aan materiële schade en een bedrag van € 7.700,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij heeft ten aanzien van de materiële schade, de kleding die [slachtoffer] niet meer wil dragen, aangegeven dat de rechtbank gebruik kan maken van haar schattingsbevoegdheid. De totale immateriële schade ad € 7.700,- kan, aldus de officier van justitie, worden toegewezen aangezien de gevolgen van het gebeurde voor [slachtoffer] heel groot zijn geweest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de bepleite vrijspraak, primair niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering verzocht. Subsidiair, indien de rechtbank wel tot bewezenverklaring komt, heeft de raadsman eveneens niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering bepleit, nu de behandeling van de vordering, gelet op de problematiek van [slachtoffer] , die reeds voorafgaand aan het feit al aanwezig was, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Mocht de rechtbank de benadeelde partij wel ontvankelijk achten, bepleit de raadsman aanzienlijke matiging van het gevorderde bedrag aan immateriële schade aangezien het voorbeeld dat ter onderbouwing van het bedrag is gebruikt, op een geheel andere situatie ziet, die niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak. Ten aanzien van de materiële schade verzet de raadsman zich er niet tegen dat de rechtbank van haar schattingsbevoegheid gebruik zal maken.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post
kleding, zijnde de kleding die [slachtoffer] aan had tijdens de verkrachting en niet meer wil dragen, is namens de verdachte niet betwist. De rechtbank acht het begrijpelijk dat [slachtoffer] deze kleding niet meer aan wil en acht een bedrag van
€ 200,-voor vervanging van de kleding niet onredelijk. De rechtbank zal dit bedrag dan ook toewijzen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade ad € 7.700,- welk bedrag van de zijde van de verdachte is betwist, zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van
€ 3.000,-toewijzen.
De rechtbank weegt hierbij mee dat [slachtoffer] een kwetsbaar meisje is en de gevolgen van de verkrachting zeer verstrekkend zijn geweest voor haar. De strafverzwarende omstandigheden die in de voorbeelduitspraak spelen, zijn niet van toepassing op de onderhavige zaak, vandaar dat de rechtbank het bedrag heeft gematigd.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van
€ 3.200,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen met ingang van 7 augustus 2017, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.200,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 7 augustus 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer] , in deze vertegenwoordigd door
[bewindvoerder] als bewindvoerder.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 37a, 37b en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
verkrachting;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast
dat de verdachte ter beschikking wordt gestelden beveelt dat de terbeschikkinggestelde van
overheidswege zal worden verpleegd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer] , in deze vertegenwoordigd door [bewindvoerder] als bewindvoerder, een bedrag van
€ 3.200,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf
7 augustus 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.200,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rentedaarover vanaf 7 augustus 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer] , in deze vertegenwoordigd door [bewindvoerder] als bewindvoerder;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
42 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E.M.G. van Wezel, voorzitter,
mr. B. Bastein, rechter,
en mr. J.J. Peters, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2017224183, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 155.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige V.R. Meijer, p. 93-94.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige V.R. Meijer, p. 93.
4.Proces-verbaal van aangifte van [bewindvoerder] , p. 84-90.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 60-62.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 117-118.
7.Een geschrift, een geneeskundige verklaring d.d. 23 augustus 2017, p. 126.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 39-44.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 50-52.
10.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 december 2017.