In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Eiser, een Guineese nationaliteit, had op 12 mei 2017 een aanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 7 december 2017, waar eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, werd het verweer van de staatssecretaris toegelicht. Eiser betoogde dat hij niet naar Italië mocht worden overgedragen omdat hij minderjarig zou zijn en dat er geen zorgvuldige leeftijdsregistratie had plaatsgevonden in Italië en Duitsland. Hij verwees naar verschillende rapporten die de situatie van asielzoekers in Italië beschrijven en stelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was.
De rechtbank overwoog dat de registratie van eiser in Duitsland en Italië zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze registratie te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op basis van de registratie eiser als meerderjarige kon aanmerken. De rechtbank oordeelde dat de problemen die eiser aanhaalde met betrekking tot de Italiaanse asielprocedure niet zodanig waren dat deze aan de overdracht aan Italië in de weg stonden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.