3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 6 juli 2016 heeft de aangever om 21.10 uur met de verdachte, een oud klasgenootje, afgesproken bij de [adres] , naar aanleiding van een snapchatbericht van aangever. De aangever is met de fiets vanuit Wateringen naar de [adres] gefietst. Toen hij daar om 21.10 uur op de verdachte stond te wachten stuurde de verdachte hem een bericht dat haar ouders nog thuis waren. De aangever is vervolgens naar een klein grasveldje gelopen dat was gelegen tussen flats op de [adres] .
Ondertussen had hij constant via WhatsApp contact met de verdachte. Na enkele minuten kwam er een man zijn kant oplopen. Deze man liep direct op de aangever af. De man had iets voor zijn gezicht getrokken en pakte met zijn rechterhand een revolver. Vervolgens richtte de man de revolver op het hoofd en lichaam van aangever en zette hij deze tegen de slaap van de aangever. Hierbij zei de man: “Geef mij je telefoon en geef mij je spullen.”
Nadat de aangever zijn iPhone had afgegeven en in opdracht van de man zijn wachtwoord en iCloud had uitgeschakeld, zei de man dat de aangever ook zijn pet, zijn oortjes, zijn portemonnee en zijn pinpas moest geven. De aangever heeft hierop gezegd dat hij geen portemonnee en pinpas bij zich had. De pet en de oortjes heeft de aangever aan de man gegeven. Vervolgens zei de man dat de aangever 5 minuten moest wachten voordat hij weg mocht lopen en dat de man wist waar de aangever woonde. De aangever heeft de man omschreven als een Antilliaanse of Surinaamse man van ongeveer 1.81 meter lang. Omdat hij al lange tijd geen contact met de verdachte had gehad en zij nu ineens gereageerd had op zijn snapchatbericht en gelijk wilde afspreken, had de aangever het vermoeden dat de verdachte iets met de beroving te maken had.
Op 6 juli 2016 is er met de telefoon die in gebruik was bij de verdachte een gesprek gevoerd met de telefoon met [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer was ten tijde van het tenlastegelegde in gebruik bij de [medeverdachte] .
De verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] degene is die onder de naam “Geld” in haar telefoon staat vermeld.
In het gesprek d.d. 6 juli 2016 zijn onder meer de volgende berichten gestuurd:
6 juli 2016 om 16.59 uur, WhatsApp-bericht van [medeverdachte] naar de verdachte:
(…) We wachten daar en dan als hij is je app dan we komen. Daar pakken we hem weg direct.
6 juli 2016 om 16.59 uur, WhatsApp-bericht van [medeverdachte] naar de verdachte:
(…) Maby ik doen alleen..
6 juli 2016 om 17.01 uur, WhatsApp-bericht van [medeverdachte] naar de verdachte:
Hij moet met iets goeds komen ofso zwz telly. Zeg tegen hem kom met lappie..oo
6 juli 2016 om 17.01 uur, ingesproken bericht van [medeverdachte] naar de verdachte waarin [medeverdachte] aangeeft wat de verdachte moet doen en dat ze het zo moet zeggen dat het niet verdacht is.
6 juli 2016 om 18.52 uur, WhatsApp-bericht van [medeverdachte] naar de verdachte:
Maar zeg tegen hem (…) Ik wil kfc daarna het is naast me huis didat.
6 juli 2016 om 18.58 uur, WhatsApp-bericht van de verdachte naar [medeverdachte] :
Er is zo hollander ik praat nooit met hem maar als ik hem zeg kom hij komt gelijk.
6 juli 2016 om 18.59 uur, WhatsApp-bericht van de verdachte naar [medeverdachte] :
Hij heeft zeker 6.
6 juli 2016 om 19.00 uur, WhatsApp-bericht van [medeverdachte] naar de verdachte:
Licheraan hoe hij eruit ziet maar moet hij wel iphone 6 hebbe tg.
- 6 juli 2016 om 19.00 uur, WhatsApp-bericht van de verdachte naar [medeverdachte] bestaande uit een foto van een manspersoon met een telefoon in zijn hand.
- 6 juli 2016 om 19.02 uur, WhatsApp-bericht van [medeverdachte] naar de verdachte:
Maby 6 met hoesje.
6 juli 2016 om 19.02 uur, WhatsApp-bericht van [medeverdachte] naar de verdachte:
Zeg die [aangever] kom.
6 juli 2016 om 19.16 uur, WhatsApp-bericht van de verdachte naar [medeverdachte] :
[aangever] komt.
6 juli 2016 om 19.55 uur, WhatsApp-bericht van de verdachte naar [medeverdachte] :
Hij komt van wateringen met fiets.
6 juli 2016 om 19.02 uur, WhatsApp-bericht van [medeverdachte] naar de verdachte:
Ik kom naar jou ff ik kom me eten daar eten en prten hoe we gaan doen.
6 juli 2016 om 19.56 uur, WhatsApp-bericht van de verdachte naar [medeverdachte] :
Rond half 9 hij is er.
6 juli 2016 om 21.21 uur, WhatsApp-bericht van de verdachte naar [medeverdachte] :
Is die gai van kfc hier.
7 juli 2016 om 01.17 uur, WhatsApp-bericht van [medeverdachte] naar de verdachte:
Moss nu, je krijg egt geen meoney meer man.
7 juli 2016 om 01.18 uur, WhatsApp-bericht van de verdachte naar [medeverdachte] :
Ben Bonnie geen slaaf. Zonder mij je had die geld niet eens nu.
7 juli 2016 van 01.30 uur meerdere WhatsApp-berichten van [medeverdachte] naar de verdachte: Welke oortjes -- van die gai --- moet je hebbe
7 juli 2016 om 01.33 uur, WhatsApp-bericht van de verdachte naar [medeverdachte] ;
stuur foto.
7 juli 2016 om 01.36 uur, WhatsApp-bericht van [medeverdachte] naar de verdachte bestaande uit een foto van een hand die oortjes/een headset vastheeft.
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde berichten vast dat er tot kort voor de beroving van de aangever contact is geweest tussen de verdachte en [medeverdachte] .
Dit contact had gelet op de inhoud van de gewisselde berichten betrekking op de aangever, op het tijdstip dat de aangever ergens zou zijn en op de iPhone 6 van de aangever.
Bovendien is er na de beroving wederom contact geweest tussen de verdachte en [medeverdachte] . Aangezien in dit contact wordt gesproken over geld en oortjes heeft het er naar het oordeel van de rechtbank alle schijn van dat hier wordt gedoeld op oortjes die bij de beroving van de aangever zijn weggenomen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de aangever naar haar buurt heeft gelokt, zodat hij door [medeverdachte] zou worden beroofd.
De verdachte had met [medeverdachte] samen het plan bedacht en zij wist dat [medeverdachte] de aangever zou beroven, terwijl de aangever dacht dat hij op haar stond te wachten. De verdachte was op het moment van de beroving thuis. De verdachte heeft tevens verklaard dat zij niet wist dat [medeverdachte] bij de beroving een vuurwapen zou gebruiken. Zij wist niet dat hij een vuurwapen had. Ze heeft dit nooit bij [medeverdachte] gezien. Ze dacht dat de aangever wel bang zou zijn voor [medeverdachte] , omdat deze groot en intimiderend is. De verdachte heeft ook verklaard dat [medeverdachte] het er al eerder over had om iemand te beroven, dat er die avond via WhatsApp ook over de mogelijke beroving van ene [naam 1] is gesproken, maar dat dit niet is gebeurd. In de nacht na de beroving heeft de verdachte weer contact gehad met [medeverdachte] , zoals ook uit de WhatsApp-berichten blijkt. De verdachte heeft aangegeven dat zij niet weet wat er met de mobiele telefoon van de aangever en met zijn pet is gebeurd. Bovendien vond zij eigenlijk dat zij wel een deel van de buit verdiende. De verdachte heeft voorts aangegeven dat zij door [medeverdachte] onder druk is gezet en dat hij haar heeft bedreigd en geslagen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat geen sprake is van medeplegen, maar van medeplichtigheid.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Van medeplegen is volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad sprake indien de verdachte aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke intellectuele of materiële bijdrage heeft geleverd. Daarbij is niet doorslaggevend dat de van medeplegen verdachte persoon ook een daadwerkelijke uitvoerder is geweest of alle handelingen van het strafbare feit ook zelf moet hebben verricht.
De verdachte heeft samen met haar medeverdachte een plan gemaakt om iemand te beroven. Vervolgens heeft de verdachte een afspraak gemaakt met de aangever. De verdachte heeft van tevoren op verzoek van haar medeverdachte gecontroleerd of de aangever een iPhone 6 had. In overleg met haar medeverdachte heeft ze de aangever vervolgens op een bepaald tijdstip naar een bepaalde plaats gelokt. Op het moment van de beroving was de verdachte niet feitelijk aanwezig, echter in de nacht na de beroving heeft zij wel weer contact met haar medeverdachte gehad en heeft zij aanspraak gemaakt op een deel van de buit. Gelet op voornoemde handelingen heeft de verdachte een voldoende significante bijdrage aan de beroving geleverd en is er sprake van medeplegen. Dat de verdachte op het moment van de beroving niet aanwezig was en ook niet wist dat de beroving met behulp van een vuurwapen zou plaatsvinden, maakt dit niet anders.
De verdachte heeft er zelf voor gekozen om mee te doen aan de beroving en in de berichten heeft zij ook duidelijk aangegeven dat zij zichzelf ziet als Bonnie, naar zij ter zitting heeft verklaard, het vrouwelijke deel van het notoire bankroversduo Bonnie en Clyde, en dat zij geen slaaf is.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte op 6 juli 2016 tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , door bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van de in de tenlastelegging genoemde goederen. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.