Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
de periodevan 8 oktober 2013 tot en met
01 januari 2017te
Rechtbank Den Haag
Op 21 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verduistering en oplichting. De zaak was ontstaan naar aanleiding van een inzamelingsactie in 2013 voor de redding van de pier te Scheveningen, waarbij donateurs geldbedragen hadden gestort op een tussenrekening. De verdachte, die als beheerder van deze rekening fungeerde, werd verweten dat hij de gedoneerde gelden niet had terugbetaald en zich deze had toegeëigend. Tijdens de zittingen op 28 september en 7 december 2017 werd de vordering van de officier van justitie besproken, die een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf eiste.
De rechtbank oordeelde dat er te veel onduidelijkheden waren over de afspraken die met de donateurs waren gemaakt. De verklaringen van de aangever en getuige werden niet door andere bewijsmiddelen ondersteund, en de verdediging stelde dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor zowel verduistering als oplichting. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank besloot dat de kosten van de verdediging voor de verdachte nihil waren.