ECLI:NL:RBDHA:2017:14987
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige homoseksualiteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2017 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die asiel heeft aangevraagd. De verzoeker had zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd herhaald, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker stelde dat hij homoseksueel is en dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Nigeria, waar homoseksualiteit maatschappelijk onacceptabel en strafbaar is. Hij voerde aan dat hij dit aspect van zijn identiteit eerder niet had durven delen uit schaamte.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter weegt de belangen van de verzoeker tegen die van de verweerder. In dit geval concludeerde de voorzieningenrechter dat de Staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat de homoseksualiteit van de verzoeker ongeloofwaardig was. De verzoeker had wisselend en summier verklaard over zijn homoseksualiteit en het proces van zelfacceptatie. Bovendien had hij tijdens een eerder vertrekgesprek aangegeven dat hij geen homo is, maar dat hij had gehoord dat hij dit als asielmotief moest opgeven.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de verzoeker niet voldoende had aangetoond dat zijn homoseksualiteit geloofwaardig was. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld.