ECLI:NL:RBDHA:2017:14935

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4324
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres na beoordeling van arbeidsongeschiktheid

Op 19 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.S. Wijling, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.C. Puister. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres, die per 8 december 2016 is stopgezet na een beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres had zich op 7 maart 2016 ziek gemeld met psychische klachten en rugklachten, en ontving een ZW-uitkering. Het primaire besluit van 11 oktober 2016 tot beëindiging van de uitkering werd door het Uwv gehandhaafd in het bestreden besluit van 22 mei 2017, waartegen eiseres beroep instelde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b hebben zowel dossierstudie als lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. Eiseres heeft aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten, waaronder een depressieve stoornis en ADHD. De rechtbank oordeelde dat de medische rapportages van de verzekeringsartsen deugdelijk gemotiveerd en consistent zijn, en dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar medische gegevens in te brengen.

De rechtbank concludeert dat eiseres in staat is om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen in de geduide functies, en dat het Uwv terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/4324

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.S. Wijling),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)(gemachtigde: mr. M.C. Puister).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 8 december 2016 beëindigd.
Bij besluit van 22 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De gronden zijn later ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is tot 31 december 2012 werkzaam geweest als telefoniste/receptioniste voor 24 uren per week. Eiseres heeft zich laatstelijk op 7 maart 2016 met ingang van 29 februari 2016 ziek gemeld met psychische klachten. Eiseres is bekend met rugklachten. Aan eiseres is een ZW-uitkering toegekend. Vervolgens heeft een beoordeling plaatsgevonden in verband met de Eerstejaars Ziektewet beoordeling, wat heeft geleid tot de onder ‘Procesverloop’ genoemde besluitvorming.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres op 7 november 2016 meer dan 65 % van het maatmanloon kan verdienen. Om die reden heeft verweerder de ZW-uitkering van eiseres met in achtneming van een uitlooptermijn van een maand en een dag na de toetsdatum, te weten op 8 december 2016, beëindigd.
3. Eiseres is het met dit besluit niet eens. Zij voert hiertoe -kort samengevat- aan dat zij een depressieve stoornis met bijkomende energetische klachten, ADHD, paniekaanvallen en rugklachten heeft. Met deze klachten is onvoldoende rekening gehouden. Eiseres doet een beroep op het zogenaamde Korošec-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 (ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, zaaknummer 77212/12) en de nadere stappen zoals uiteengezet in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 juni 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2226). Eiseres verzoekt om het benoemen van een deskundige. Tevens acht eiseres de motivering van de signaleringen van de functies niet voldoende.
4.1
Op grond van artikel 19aa ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte recht heeft op loon, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
4.2
Op grond van artikel 19ab ZW, voor zover hier van belang, wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, als bedoeld in artikel 19aa, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
6.1
In het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling is eiseres uitgenodigd voor een onderzoek op het spreekuur bij de verzekeringsarts op 19 september 2016. De verzekeringsarts heeft tevens dossierstudie verricht. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt met dezelfde datum. Uit dit rapport blijkt dat de verzekeringsarts tot de conclusie is gekomen dat de lage rugklachten van eiseres hetzelfde zijn gebleven. De verzekeringsarts heeft eiseres beperkt geacht voor haar psychische aandoening. Eiseres wordt geschikt geacht voor het werken in een voorspelbare werksituatie zonder veelvuldige deadlines of productiepieken of zonder veelvuldige storingen of onderbrekingen. De verzekeringsarts heeft de beperkingen vastgelegd in een FML.
6.2
De verzekeringsarts b&b heeft vervolgens aan de hand van de door eiseres naar voren gebrachte bezwaren de bevindingen van de verzekeringsarts beoordeeld. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres tijdens de hoorzitting op 16 februari 2017 psychisch geobserveerd en aansluitend een lichamelijk onderzoek verricht. Tevens heeft deze arts dossierstudie verricht. Ook heeft de verzekeringsarts b&b informatie verkregen van de huisarts van 21 december 2016 en van de psychiater van 6 oktober 2016. Uit haar rapport van 4 april 2017 blijkt dat de verzekeringsarts b&b het niet helemaal eens is met de opgemaakte FML. Zo heeft zij eiseres ten aanzien van het hanteren van emoties van anderen, conflicthantering en voor het werken met klanten ook beperkt geacht. Daarnaast acht zij eiseres voor wat betreft haar rugklachten eveneens beperkt voor duwen en trekken. De verzekeringsarts b&b heeft de FML op deze punten aangepast.
7. In de uitspraak van 30 juni 2017 heeft de CRvB, naar aanleiding van voornoemd Korošec-arrest, uitgangspunten ontwikkeld in zaken waarin de overheid zich beroept op een advies van een eigen medisch deskundige. Daaruit volgt dat de beoordeling door de bestuursrechter dient plaats te vinden aan de hand van een uit drie stappen bestaand beoordelingskader.
8.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek, zoals vermeld onder de punten 6.1 en 6.2 op een zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b hebben het dossier bestudeerd en lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. Blijkens hun rapportages hebben zij alle door eiseres naar voren gebrachte klachten bij hun beoordeling betrokken. Dat geen aanvullende informatie is opgevraagd, acht de rechtbank in dit geval aanvaardbaar, nu zich in het dossier voldoende medische informatie bevindt om tot een gedegen oordeel te kunnen komen. Voorts zijn de rapportages van de verzekeringsarts van 19 september 2016 en van de verzekeringsarts b&b van 4 april 2017 en van 13 november 2017 deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent. Derhalve is aan de eerste stap, namelijk de zorgvuldigheid van de besluitvorming, voldaan.
8.2
De tweede stap ziet op het beginsel van equality of arms. De CRvB heeft in dat kader onder meer overwogen dat in verband met de twijfel aan de onpartijdigheid van de verzekeringsartsen bij de vaststelling van de voor de betrokkene in aanmerking te nemen beperkingen, de rechter de vraag moet beantwoorden of de betrokkene voldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de medische bevindingen van de verzekeringsartsen, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te dienen. Indien op grond van het geheel aan gegevens wordt vastgesteld dat geen equality of arms tussen het Uwv en de betrokkene bestaat, zal de bestuursrechter moeten waarborgen dat dit evenwicht wordt hersteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres in dit geval ruimschoots de gelegenheid gehad om zelf medische gegevens over te leggen, hetgeen zij in de bezwaarprocedure ook heeft gedaan. Aldus heeft eiseres in voldoende mate weerwoord kunnen bieden aan wat de verzekeringsartsen hebben aangevoerd ter onderbouwing van het bestreden besluit.
8.3
Wat betreft de inhoudelijke beoordeling en daarmee de derde stap, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om het medisch oordeel in twijfel te trekken. Daartoe wordt overwogen dat de zich in het dossier bevindende medische gegevens van de huisarts en de psychiater door de verzekeringsarts b&b in haar herbeoordeling zijn meegenomen. Zij heeft immers naar aanleiding hiervan de FML aangepast. Ook is zij naar het oordeel van de rechtbank in haar rapport van 13 november 2017 gemotiveerd ingegaan op de beroepsgronden van eiseres. Voor de stelling dat er (nog) meer beperkingen moeten worden aangenomen ontbreekt de medische onderbouwing. Eiseres heeft geen medisch objectiveerbare gegevens in het geding ingebracht op grond waarvan de verzekeringsartsen verdergaande beperkingen hadden moeten aannemen. Gezien het voorgaande, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige.
9.1
De arbeidsdeskundige heeft voor eiseres de functies administratief medewerker (sbc-code 315133), wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050) en machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (sbc-code 271093) geduid. Als reserve is de functie magazijn, expeditie medewerker geselecteerd. Aan de hand van de aangepaste FML heeft de arbeidsdeskundige b&b de functies heroverwogen en geschikt bevonden met uitzondering van de reserve functie.
9.2
Uitgaande van de juistheid van de FML moet eiseres in staat worden geacht de werkzaamheden die zijn verbonden aan de onder 9.1 genoemde functies te verrichten. De arbeidsdeskundige b&b heeft de signaleringen, in overleg met de verzekeringsarts b&b, van een toelichting voorzien. De rechtbank verwijst hiervoor naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b en naar de resultaten van de functiebeoordelingen. Daarmee is in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat eiseres de werkzaamheden verbonden aan de functies kan verrichten, ondanks overschrijdingen van de belastbaarheid. De beroepsgrond van eiseres dat zij niet kan werken in wisselende diensten behoeft geen bespreking nu dit immers in de geduide functies niet voorkomt.
10. Aangezien eiseres met het vervullen van de geduide functies meer dan 65 % van haar maatmaninkomen per uur kan verdienen heeft verweerder terecht de ZW-uitkering beëindigd.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meessen, rechter, in aanwezigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.