In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 december 2017 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de opvoedingssituatie van [minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder op 12 september 2017 al een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken en machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De zorgen zijn voornamelijk gericht op de verstoorde relatie tussen [minderjarige] en zijn moeder, die leidt tot conflicten en geweld. De Raad heeft systeemtherapie als noodzakelijke interventie geadviseerd.
Tijdens de zitting op 1 december 2017 is [minderjarige] in raadkamer gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing aanwezig zijn, zoals genoemd in de artikelen 1:255 en 1:265b van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de situatie van [minderjarige] ernstig is en dat er een concrete bedreiging is voor zijn ontwikkeling door de aanhoudende conflicten met zijn moeder. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en hem gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleegzorgvoorziening.
De beschikking is gegeven door mr. J.J. Peters, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.