ECLI:NL:RBDHA:2017:14844

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
C/09/539110 / JE RK 17-1791
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 december 2017 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de opvoedingssituatie van [minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder op 12 september 2017 al een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken en machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De zorgen zijn voornamelijk gericht op de verstoorde relatie tussen [minderjarige] en zijn moeder, die leidt tot conflicten en geweld. De Raad heeft systeemtherapie als noodzakelijke interventie geadviseerd.

Tijdens de zitting op 1 december 2017 is [minderjarige] in raadkamer gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing aanwezig zijn, zoals genoemd in de artikelen 1:255 en 1:265b van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de situatie van [minderjarige] ernstig is en dat er een concrete bedreiging is voor zijn ontwikkeling door de aanhoudende conflicten met zijn moeder. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en hem gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleegzorgvoorziening.

De beschikking is gegeven door mr. J.J. Peters, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/539110 / JE RK 17-1791
Datum uitspraak: 1 december 2017

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 5 september 2017 ingekomen verzoekschrift, welk verzoekschrift op 24 november 2017 schriftelijk is gewijzigd, van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.C. van ’t Hek te Dordrecht.

Het procesverloop

Bij beschikking van 12 september 2017 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige]
voorlopig onder toezicht gesteld van 14 september 2017 tot 4 december 2017 en is machtiging verleend [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 14 september 2017 tot 16 oktober 2017. Het verzoek [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp is voor het overige afgewezen. De behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling is voor het overige aangehouden.
Daarnaast is bij beschikking van 13 oktober 2017 machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van
16 oktober 2017 tot 4 december 2017.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking van 12 september 2017;
- het rapport van de Raad van 23 november 2017.
Op 1 december 2017 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [A] en mevrouw [B] , namens de Raad;
- de heer [X] en mevrouw [Y] , namens Stichting Jeugdbescherming
west Haaglanden;
- de moeder.
[minderjarige] is op 1 december 2017 in raadkamer gehoord.

Feiten

- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de grootmoeder (vaderszijde).

Verzoek

Het aangehouden verzoek strekt, na wijziging, tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin voor de periode van zes maanden. De Raad heeft, blijkens de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. De grootste zorg over [minderjarige] en zijn opvoedingsomgeving is de verstoorde relatie tussen hem en de moeder. [minderjarige] accepteert de grenzen, regels en afspraken van de moeder niet, omdat hij ze onterecht vindt of omdat hij vindt dat de moeder niet duidelijk en/of consequent is. Er is sprake van een toenemende ernst van de conflicten van verbaal geweld tot fysiek geweld naar spullen en het dreigen met een mes en een glas. [minderjarige] laat zelfbepalend gedrag zien en heeft moeite om zijn boosheid onder controle te houden. Hij is daarnaast in 2009/2010 gediagnosticeerd met ODD en lijkt moeite te hebben met het kijken naar zijn eigen aandeel in situaties. Bij de moeder en [minderjarige] is geen draagvlak om mee te werken aan de hulpverlening om de thuissituatie te verbeteren. De Raad acht systeembehandeling van de moeder en [minderjarige] noodzakelijk. [minderjarige] verblijft sinds 20 november 2017 bij de grootmoeder (vaderszijde), waar ook de vader (tijdelijk) verblijft. De vader heeft geen zorgtaak, maar het contact tussen hem en [minderjarige] is goed. De eerste voorkeur van de Raad gaat uit naar een voortzetting van het verblijf bij de grootmoeder (vaderszijde), omdat [minderjarige] hiermee in een vertrouwde omgeving is.
Mr. Van ’t Hek heeft, namens de moeder, ingestemd met het verzochte. De moeder heeft daarnaast opgemerkt dat zij de begeleiding stroef vindt verlopen en dat de communicatie tussen haar en de jeugdbeschermer onvoldoende is.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de zorgen omtrent [minderjarige] voornamelijk worden gevormd door de aanhoudende conflicten tussen hem en de moeder. [minderjarige] accepteert het gezag en de grenzen van de moeder niet en is zelfbepalend, waardoor de situatie in de afgelopen periode meermalen is geëscaleerd. De kinderrechter ziet hierin een concrete bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] . Om dit patroon van aanhoudende conflicten te kunnen doorbreken is, gehoord de Raad en Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, systeemtherapie nodig. Die therapie is nog niet gestart en de hulpverlening is in het vrijwillig kader bovendien onvoldoende van de grond gekomen. De kinderrechter ziet gelet op dit alles voldoende gronden voor het uitspreken van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter acht daarnaast een terugplaatsing van [minderjarige] in dit stadium nog niet in zijn belang. Omdat de systeemtherapie nog niet is gestart, is het niet onaannemelijk dat [minderjarige] en de moeder weer terug zullen vallen in hun oude patroon. De kinderrechter acht het daarom noodzakelijk dat het verblijf van [minderjarige] bij de grootmoeder (vaderszijde), een stabiele en voor [minderjarige] vertrouwde opvoedingsomgeving, in ieder geval gedurende de komende zes maanden nog zal voortduren.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 1 december 2017 tot 1 december 2018 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg van 1 december 2017 tot
1 juni 2018;
bepaalt dat de bij beschikking van 13 oktober 2017 verleende machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp komt te vervallen;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Peters, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
E.G. Nuboer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.