ECLI:NL:RBDHA:2017:14840
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Algerijnse vreemdeling wegens veilig land van herkomst en gebrek aan medische onderbouwing
Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Algerijnse vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd op 6 november 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, met een inreisverbod van twee jaar. De vreemdeling, geboren in 1975, had in zijn asielaanvraag aangevoerd dat hij problemen had met de politie in Algerije na een conflict met een buurman die politieagent was. Hij vreesde voor zware straffen bij terugkeer naar Algerije, omdat hij als oud-militair geen toestemming had gevraagd om het land te verlaten.
Tijdens de zitting op 12 december 2017, waar de vreemdeling en zijn gemachtigde aanwezig waren, werd het onderzoek voortgezet. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat Algerije niet als veilig land van herkomst kon worden beschouwd. De rechtbank verwierp ook het argument dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar de medische klachten van de vreemdeling, omdat deze geen ondertekende toestemmingsverklaring had verstrekt voor het opvragen van medische gegevens. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een vertrektermijn.
De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond en wees op het feit dat er geen proceskostenveroordeling werd opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 14 december 2017, en de vreemdeling heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.