Uitspraak
Echtscheiding met nevenverzoeken
Beschikking op het op 23 september 2016 ingekomen verzoek van:
[verzoekster] ,
[belanghebbende] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- de brief van 3 oktober 2016, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
- de brief van 7 oktober 2016, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- het verweerschrift met zelfstandig verzoek;
Feiten
Verzoek en verweer
- de echtscheiding tussen de man en de vrouw uit te spreken;
- een tussenbeschikking af te geven waarin de man op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) jo. artikel 22 Rv wordt gelast de stukken zoals omschreven in punt 9.1 van het verzoekschrift van 23 september 2016 alsmede in punt 48 van het verweerschrift tevens aanvullend verzoekschrift van 24 mei 2017 in het geding te brengen;
- voorwaardelijk te bepalen dat op grond van artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet worden afgeweken van de inhoud van de akte huwelijkse voorwaarden en dat de man en de vrouw met elkaar moeten afrekenen als waren zij in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd;
- de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw te bepalen;
- te bepalen dat de man voor de kosten van het levensonderhoud van de vrouw een bedrag van € 7.942,-- netto per maand zal voldoen met ingang van 23 september 2016, voor de toekomst bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
Beoordeling
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd’. De huwelijkse voorwaarden bevatten geen (periodiek of finaal) verrekenbeding.