ECLI:NL:RBDHA:2017:14781
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Italië en Gambiaanse nationaliteit
Op 14 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Gambiaanse asielzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser, geboren in 1998, had zijn aanvraag op 25 augustus 2017 ingediend, maar de staatssecretaris weigerde deze te behandelen, omdat Italië een verzoek om terugname niet tijdig had afgehandeld.
Tijdens de zitting op 7 december 2017, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd het beroep tegen het bestreden besluit behandeld. De eiser voerde aan dat Italië niet langer kon worden beschouwd als een veilig land voor asielzoekers, verwijzend naar verschillende rapporten die tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen aantoonden. De rechtbank overwoog dat, hoewel er zorgen waren over de situatie in Italië, de rapporten geen wezenlijk ander beeld gaven dan dat welke eerder door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State was beoordeeld.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië. De eiser slaagde er niet in om aannemelijk te maken dat zijn situatie anders was dan die van andere asielzoekers. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was om aan te nemen dat Italië de verdragsbeginselen van het Verdrag van Genève en het EVRM niet zou naleven. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.