ECLI:NL:RBDHA:2017:14758
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verweigerde verblijfsvergunning asiel op basis van Dublinverordening en artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres, een Iraakse vrouw, voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Roemenië als verantwoordelijk land werd aangemerkt op basis van de Dublinverordening. Eiseres had haar aanvraag op 5 augustus 2017 ingediend, maar de staatssecretaris stelde dat Nederland een verzoek om terugname aan Roemenië had gedaan, dat door Roemenië was aanvaard.
Eiseres voerde aan dat het dossier incompleet was en dat zij niet de gelegenheid had gekregen om haar zienswijze aan te vullen. Tevens stelde zij dat Roemenië niet verantwoordelijk was voor haar aanvraag, omdat haar partner in Nederland internationale bescherming geniet. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig had gehandeld door eiseres geen aanvullende termijn te geven, aangezien zij voldoende gelegenheid had gehad om te reageren op het voornemen van de staatssecretaris. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet met objectieve stukken had onderbouwd dat zij een duurzame relatie had met haar partner en dat de verklaringen die zij had overgelegd niet als bewijs konden dienen.
De rechtbank behandelde ook het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM, maar oordeelde dat deze procedure enkel betrekking had op de vraag welke lidstaat verantwoordelijk was voor de behandeling van haar asielverzoek. Eiseres werd geadviseerd om een aparte aanvraag in te dienen als zij meende dat zij op basis van artikel 8 een verblijfsrecht in Nederland kon ontlenen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.