ECLI:NL:RBDHA:2017:14752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
C/09/530890 / FA RK 17-2928
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap en verzoek tot DNA-onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man over een minderjarige. De moeder, die de minderjarige heeft gebaard, verzocht de rechtbank om de man te veroordelen tot medewerking aan een DNA-onderzoek, omdat zij meent dat hij de verwekker is. De man ontkent echter een relatie met de moeder te hebben gehad en weigert zijn medewerking aan het DNA-onderzoek. De bijzondere curator, die de minderjarige vertegenwoordigt, adviseert om het verzoek van de moeder af te wijzen, omdat er onvoldoende bewijs is dat de man de verwekker van de minderjarige zou kunnen zijn.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De moeder heeft gesteld dat zij en de man een relatie hebben gehad van augustus 2012 tot september 2014, maar de man ontkent dit en heeft geen contact met de moeder gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de man de verwekker is. De enkele aanwezigheid van de minderjarige op de zitting, die mogelijk op de man lijkt, is niet voldoende om de man te verplichten tot medewerking aan een DNA-onderzoek. De rechtbank concludeert dat de moeder niet in haar verzoek is geslaagd en wijst het verzoek af.

De beslissing houdt ook in dat de bijzondere curator niet langer nodig is voor de vertegenwoordiging van de minderjarige, en zij wordt ontslagen uit haar functie. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in zaken van vaderschap en de rechten van de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 17-2928
Zaaknummer: C/09/530890
Datum beschikking: 12 december 2017
Bevoegd is de rechter van de woonplaats in Nederland of, bij gebreke daarvan, van het werkelijk
Verblijf van de minderjarige - 265 Rv.

Gerechtelijke vaststelling ouderschap

Beschikking op het op 14 april 2017 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat mr. C.M. Schouten te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de man,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. F. Arslan te ’s-Gravenhage.

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [gedaagde]

de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mr. D. van den Bout-Kuhlmann , advocaat te
’s-Gravenhage,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, waarbij stukken zijn overgelegd die na te melden feiten ondersteunen;
- het verweerschrift van de man;
- het verweerschrift van de bijzondere curator.
- het verweerschrift van de moeder tegen het verweer van de man en de bijzondere curator.
- de brief d.d. 8 mei 2017 van de man;
- de brief d.d. 14 juli 2017 van de bijzondere curator;
- de brief d.d. 23 oktober 2017, met bijlagen, van de moeder.
Op 13 november 2017 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder en de man, ieder met hun advocaat en de bijzondere curator. Tevens was aanwezig de heer [naam] tolk in de taal Tigrinya, voor zowel de man als de moeder.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man over voornoemde minderjarige, waarbij voorwaardelijk wordt verzocht de man te veroordelen mee te werken aan een DNA-onderzoek met veroordeling van de man in de kosten van dit onderzoek, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd en verzocht de verzoeken van de moeder af te wijzen en haar in de proceskosten te veroordelen althans een beslissing te nemen als de rechtbank juist acht, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De bijzondere curator adviseert het verzoek af te wijzen.

Feiten

  • Uit de moeder is geboren voornoemde minderjarige.
  • De minderjarige is niet erkend.
  • De moeder heeft van rechtswege het gezag over de minderjarige.
  • De moeder en de minderjarige hebben de Nederlandse nationaliteit.
  • De man heeft een onbekende nationaliteit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 22 mei 2017 is mr. Van den Bout-Kuhlmann voornoemd benoemd tot bijzondere curator teneinde de minderjarige ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.

Beoordeling

Op grond van artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Ingevolge artikel 10:97 BW past de rechtbank Nederlands recht toe op het verzoek, zijnde het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de man en de moeder.
De moeder heeft haar verzoek tijdig ingediend zodat zij kan worden ontvangen in haar verzoek.
De moeder stelt dat zij en de man een relatie hebben gehad van augustus 2012 tot september 2014. Nadat de moeder zwanger bleek heeft de man de relatie verbroken. De man is niet bereid gebleken de minderjarige te erkennen. De man ontkent een relatie te hebben gehad met de moeder, ontkent de vader te zijn van de minderjarige en wenst geen verantwoordelijkheid te nemen voor het kind. De moeder meent dat het in het belang van de minderjarige is dat het vaderschap van de man over hem wordt vastgesteld. Voor zover de rechtbank aanvullend bewijs omtrent het verwekkerschap van de man nodig acht verzoekt de moeder voorwaardelijk een DNA-onderzoek te gelasten waarbij de kosten voor rekening van de man worden gebracht.
De man stelt dat hij de moeder niet kent. De man ontkent een relatie met haar te hebben gehad en stelt dat de moeder ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een relatie. De man heeft nooit contact gehad met de moeder laat staan dat hij gemeenschap met haar heeft gehad. Het is niet mogelijk dat hij de vader is van de minderjarige, aldus de man. De man is niet bereid zijn medewerking te verlenen aan een DNA-onderzoek nu daarvoor geen wettelijke basis is, en is zeker niet bereid de kosten daarvan te voldoen.
De bijzondere curator heeft met zowel de man als de moeder gesproken en daarvan verslag gedaan in haar verweerschrift. De moeder heeft haar stelling dat zij en de man een relatie hebben gehad tegenover de bijzondere curator herhaald. De man ontkent hetgeen door de moeder is gesteld omtrent de relatie die zij zouden hebben gehad. De man heeft verklaard de moeder te kennen van gezicht omdat zij in dezelfde buurt wonen. De bijzondere curator is van mening dat de moeder er niet in is geslaagd voldoende aannemelijk te maken dat er sprake is geweest van een relatie met de man. Nu de man heeft aangegeven niet mee te willen werken aan een DNA-onderzoek betekent een veroordeling hiertoe een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de man, aldus de bijzondere curator. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat de man de verwekker van de minderjarige zou kunnen zijn om deze inbreuk te rechtvaardigen. De bijzondere curator adviseert daarom het verzoek af te wijzen.
De moeder heeft gereageerd op de verweerschriften van de man en de bijzondere curator. De moeder heeft een vertaling van Facebook berichten overgelegd waaruit blijkt, zo stelt de moeder, dat zij en de man wel degelijk contact met elkaar hadden zodat de stelling van de man dat hij de moeder niet kent geen stand houdt. Ook het argument van de man dat hij niet de kosten van het DNA-onderzoek wil dragen snijdt geen houdt. Immers, indien uit dit onderzoek blijkt dat de man niet de verwekker is, zoals hij stelt, dient de moeder de kosten te dragen. Voorts stelt de moeder dat het onderzoek van de bijzondere curator onprofessioneel is verricht. Zo heeft zij de tegenstrijdigheden in het verhaal van de man niet onderkend en is zij ten onrechte op de juistheid van de verklaring van de man afgegaan. Daarnaast heeft de bijzondere curator ten onrechte de door de moeder aangehaalde Facebook contacten met de man terzijde geschoven omdat zij de taal niet beheerste. Het lag op de weg van de bijzondere curator om de moeder om een vertaling te vragen, dit heeft zij niet gedaan. De moeder persisteert bij haar verzoek. Zij acht het in het belang van de minderjarige dat vaststaat wie zijn vader is.
De bijzondere curator heeft haar standpunt gehandhaafd dat de moeder ten tijde van het opstellen van haar verweerschrift onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de man de verwekker van de minderjarige zou kunnen zijn. De thans door de moeder overgelegde vertaling van de Facebook berichten brengen hierin geen verandering. Niet vastgesteld kan worden dat deze berichtwisseling met de man heeft plaatsgevonden. Indien de moeder alsnog de Facebook berichtwisseling met de man overlegt met daarbij een verklaring dat de thans overgelegde vertaling juist is en dat geen beëdigde vertaling kan worden gerealiseerd omdat er in Nederland geen beëdigde tolk in de taal Tigrinya is én de rechtbank oordeelt dat de betreffende vertaling de juiste is van de betreffende Facebook berichten, dan kan onvoldoende worden uitgesloten dat de man de verwekker is van de minderjarige en kan een DNA-onderzoek worden bevolen.
De rechtbank overweegt als volgt. De man heeft volhard in zijn betwisting dat hij een relatie en seksueel contact met de moeder heeft gehad. De moeder heeft als enige onderbouwing dat er sprake is geweest van een relatie tussen haar en de man een kopie van een zeer summiere berichtwisseling op Facebook overgelegd. Naast het feit dat niet kan worden vastgesteld dat deze berichtwisseling daadwerkelijk met de man heeft plaatsgevonden, is de berichtwisseling ook onvoldoende om aan te nemen dat er sprake was van een relatie. Daar komt bij dat de berichtwisseling van september 2013 is, ruim voor de conceptieperiode van de minderjarige. De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn die leiden tot de conclusie dat de man de verwekker van de minderjarige zou kunnen zijn. Ook de omstandigheid dat de moeder de minderjarige heeft meegenomen naar de zitting zodat de rechtbank kon zien dat de minderjarige erg op de man lijkt leidt niet tot een andere conclusie. Een eventuele indruk van de rechtbank over een gelijkenis tussen de man en de minderjarige, nog daargelaten of er sprake is van een gelijkenis, is onvoldoende basis om de man te bevelen zijn medewerking te verlenen aan een DNA-onderzoek. De enkele weigering van de man om zijn medewerking te verlenen aan een dergelijk onderzoek acht de rechtbank onvoldoende om daaraan een gevolg te verbinden. Het ligt op de weg van de moeder om aannemelijk te maken dat de man de verwekker zou kunnen zijn van de minderjarige. De moeder is hierin niet geslaagd. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van de minderjarige door de bijzondere curator niet meer nodig is. De rechtbank zal de bijzondere curator daarom ontslaan uit haar functie.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. Verloop, tevens kinderrechter, bijgestaan door
P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2017.