ECLI:NL:RBDHA:2017:14714

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
09/852128-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige nicht door oom tijdens kerstvakantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met zijn minderjarige nichtje. De verdachte, die als oom en oppas fungeerde, heeft in de kerstvakantie van 2014 ontuchtige handelingen gepleegd met zijn nichtje, dat op dat moment veertien jaar oud was. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 20 oktober 2017, waarbij de officier van justitie, mr. H.E. Rebel, de vordering heeft ingediend en de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. S.M.C. van Beek.

De tenlastelegging omvatte verschillende ontuchtige handelingen, waaronder het strelen en betasten van de borsten en de vagina van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij tijdens haar verblijf bij de verdachte in zijn huis, waar zij logeerde, door hem is aangeraakt. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, haar zus, haar moeder en andere getuigen als steunbewijs voor de aangifte van ontucht beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de zorg voor het slachtoffer droeg en dat hij misbruik heeft gemaakt van deze positie.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, waarvan 75 dagen onvoorwaardelijk. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor dergelijke feiten en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een voorwaardelijke straf. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 22c, 22d, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/852128-16
Datum uitspraak: 3 november 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.E. Rebel en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S.M.C. van Beek, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij - als oom en/of oppas - op of omstreeks 20 december 2014 te ’s-Gravenhage ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] ( geboren [geboortedatum 2] ) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte:
- de (ontblote) borst(en) van die [slachtoffer] gestreeld en/of betast en/of aangeraakt en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] gestopt en/of
- ( vervolgens) de vagina van [slachtoffer] gestreeld en/of betast en/of aangeraakt en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, vinger in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of bewogen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 23 december 2014 heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), geboren op [geboortedatum 2] , zich samen met haar zus [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) gemeld bij de politie. [slachtoffer] heeft een melding gedaan van ontucht door haar oom [verdachte] , te weten verdachte. Op 23 januari 2015 heeft [getuige 2] , de moeder van [slachtoffer] , namens haar dochter, hiervan aangifte gedaan. Verdachte wordt thans verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte behoort te worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft betoogd dat de verklaring van [getuige 2] , zoals weergegeven in het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 23 januari 2015, gelogen is.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Naar aanleiding van de melding heeft op 23 december 2014 een informatief gesprek zeden plaatsgevonden met [slachtoffer] . Vervolgens is zij op 25 januari 2015 als getuige door de politie gehoord. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij vanaf vrijdag 19 december 2014 bij haar oom [verdachte] en haar neef [getuige 3] logeerde in verband met de kerstvakantie. Omstreeks 22.00-23.00 uur die avond is zij naar bed gegaan. Ze sliep in het tweepersoonsbed in de slaapkamer van oom [verdachte] . Oom [verdachte] sliep in de woonkamer en neef [getuige 3] sliep in zijn eigen kamer. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij omstreeks 3.00-4.00 uur die nacht voelde dat verdachte in bed tegen haar aan kwam liggen. Hij is lang en dun en dat verschil tussen [verdachte] en [getuige 3] voel je, zo heeft [slachtoffer] verklaard. Ook hoorde zij hem praten en herkende zij zijn stem. [2] Zij voelde dat hij aan de bovenkant aan haar zat. Ook zat verdachte aan haar borsten. Hij ging voelen en eraan zitten. Hij zette zijn hand op haar borst. Dat was boven haar trui en hij ging er ook onder voelen. Hij ging er steeds overheen. [slachtoffer] heeft verklaard dat ze het niet fijn vond maar het deed geen pijn. Ze was bang. Daarna ging verdachte in haar broek en in haar onderbroek, met zijn hand onder haar onderbroek op haar huid. Hij draaide met zijn vinger. [3] Eerst boven het spleetje en toen tussen het spleetje. Verdachte ging met zijn vinger de hele tijd draaien tussen haar spleetje. [4] Toen [slachtoffer] begon te bewegen vroeg verdachte of zij het koud had en is hij en deken gaan halen. [slachtoffer] is naar het toilet gegaan en moest daar huilen. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij [getuige 3] een WhatsApp bericht heeft gestuurd toen zij wakker werd en zei dat ze niet meer durfde te slapen daar door wat verdachte had gedaan. [slachtoffer] wilde niet meer bij haar oom slapen en op zaterdag zijn ze bij haar tante gaan slapen. Op zondag kregen [getuige 3] en [verdachte] een discussie over wat er gebeurd was en gaf [verdachte] [getuige 3] een klap, zo verklaarde [slachtoffer] . Vervolgens zijn [slachtoffer] en [getuige 3] in het huis van hun oma gaan slapen. [5] Op dinsdag heeft verdachte [getuige 3] afgezet bij het station en [slachtoffer] bij haar tante [getuige 4] . [slachtoffer] heeft verklaard dat zij bij haar tante naar de badkamer ging en haar zus belde en dat zij aan haar alles heeft verteld. [6]
[getuige 4] (tante [getuige 4] , zo begrijpt de rechtbank) heeft verklaard dat [slachtoffer] op 23 december 2014 door haar broer [verdachte] bij haar is gebracht. [slachtoffer] ging naar het toilet en was daar stilletjes aan het praten. Toen zij terug kwam van het toilet zag zij dat [slachtoffer] had gehuild. [7]
[getuige 1] (de zus van [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij op 23 december 2014 rond 14.00 uur werd gebeld door [slachtoffer] en dat [slachtoffer] op dat moment bij tante [getuige 4] was, de zus van haar moeder. [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar enkele dagen ervoor ook al via WhatsApp had benaderd omdat zij wat moest vertellen [8] . Aan de telefoon zei [slachtoffer] dat [verdachte] haar onder de kleren had aangeraakt. [9] [slachtoffer] heeft aan haar verteld dat verdachte aan haar borsten heeft gezeten onder haar kleren en met een hand in haar broek onder haar kleren. [10] [getuige 1] heeft voorts de WhatsApp berichten die [slachtoffer] aan haar heeft gestuurd aan de politie laten zien. In die WhatsApp berichten staat onder meer “I wanna tell you something phoe”, “But not now”, “But phoe it’s not so nice”. Daarvan is een print gemaakt, welke als bijlage bij de verklaring is gevoegd. [11]
De moeder van [slachtoffer] heeft namens [slachtoffer] aangifte gedaan van ontucht gepleegd door verdachte. [12] Later diezelfde dag heeft aangeefster nog een (aanvullende) verklaring afgelegd en verklaard dat [slachtoffer] ook aan haar heeft verteld dat zij [getuige 3] heeft ingelicht over wat zijn vader bij haar had gedaan en dat [getuige 3] daarover ruzie heeft gehad met zijn vader. [13]
Op 10 februari 2016 is [getuige 3] , [getuige 3] , door de politie gehoord. [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer] in de kerstvakantie 2014 bij zijn vader en hem kwam logeren. [14] [slachtoffer] sliep in de kamer van zijn vader en zijn vader sliep op de bank. [slachtoffer] heeft [getuige 3] verteld dat zijn vader haar had aangeraakt. [15] [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer] in de war en bang was toen zij dat vertelde en dat zij heeft gehuild. Ze was de hele dag bang en ze was bang om te gaan slapen. Ze bleef maar huilen. [getuige 3] heeft verklaard dat hij er toen tegen zijn vader wat van heeft gezegd en dat hij boos was op zijn vader. Er is een klap gevallen. [16]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] in de kerstvakantie van 2014 is komen logeren en dat hij zich ervan bewust is dat hij in die periode de zorg droeg voor [slachtoffer] . Verdachte heeft erkend dat hij in die periode met [getuige 3] een woordenwisseling heeft gehad waarbij hij [getuige 3] een klap heeft gegeven, terwijl hij dat nooit eerder had gedaan. [17] Verdachte heeft echter ontkend dat die woordenwisseling ging over het betasten van [slachtoffer] .
De rechtbank constateert dat de verklaring van [slachtoffer] dat er ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en haar zelf op hoofdpunten steun vindt in de aangifte en de aanvullende verklaring van haar moeder, de verklaring van haar zus [getuige 1] , de WhatsApp berichten aan [getuige 1] , de verklaring van haar tante [getuige 4] , en de verklaring van [getuige 3] . Uit die verklaringen blijkt dat zij direct en gaandeweg steeds concreter heeft verklaard over de handelingen die hebben plaatsgevonden. Dat de moeder van [slachtoffer] in haar aangifte en de aanvullende verklaring heeft gelogen omdat zij probeert verdachte zwart te maken, zoals de verdediging heeft aangevoerd, is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen daarom wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van ontuchtige handelingen, dit terwijl [slachtoffer] aan de zorg van verdachte was toevertrouwd. [slachtoffer] logeerde immers in het huis van verdachte; hij was haar haar oom en de enige volwassene in huis.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij - als oom en oppas - op 20 december 2014 te ’s-Gravenhage met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] ( geboren [geboortedatum 2] ) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte:
- de borsten van die [slachtoffer] gestreeld en betast en aangeraakt en
- zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] gestopt en
- de vagina van [slachtoffer] gestreeld en betast en aangeraakt en
- zijn, verdachtes, vinger tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer] gebracht en bewogen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeel tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals vermeld in het reclasseringsadvies van Palier d.d. 6 oktober 2017, te weten een meldplicht en een behandelverplichting.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat verdachte open staat voor hulpverlening en aan hem in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf een meldplicht en een behandelverplichting kan worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige nichtje dat bij hem thuis kwam logeren in de kerstvakantie en destijds veertien jaar oud was. Hierdoor heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast. Uit haar verklaringen is gebleken dat het slachtoffer tijdens de ontucht bang is geweest en er na afloop verdriet van heeft gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten voor de slachtoffers langdurige gevolgen kunnen hebben voor hun psychische, emotionele en seksuele ontwikkeling. Verdachte heeft daarnaast ook het vertrouwen dat het slachtoffer en haar familie in hem als familielid hadden, ernstig beschaamd.
Uit zijn strafblad van 21 september 2017 blijk dat verdachte niet eerder voor een dergelijk strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank overweegt tot slot dat verdachte voor het eerst op 9 februari 2016 is gehoord en dat derhalve geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De strafzaak is immers binnen een termijn van twee jaren na het instellen van de vervolging tegen verdachte afgedaan. De rechtbank houdt evenwel bij het bepalen van de strafmodaliteit en maat daarvan rekening met het feit dat sinds de pleegdatum van het bewezenverklaarde en de beschuldiging van verdachte door zijn familie wel bijna drie jaren zijn verstreken.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Voor het opleggen van een voorwaardelijke straf ziet de rechtbank geen aanleiding omdat verdachte niet eerder voor dit soort feiten is veroordeeld en omdat evenmin is gebleken dat verdachte zich in de afgelopen drie jaren nogmaals aan dergelijke feiten heeft schuldig gemaakt.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige,
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de duur van
150 (HONDERDVIJFIG) uren
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
75 (VIJFENZEVENTIG) DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.M. Loos, voorzitter,
mr. E.A.G.M. van Rens, rechter,
mr. E.M.A. Vinken, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. Imami-Kalloemisier, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014333127, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche (DH), afdeling thematische opsporing (DH), team zeden (DH), met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 116).
2.Proces-verbaal verhoor getuige, blz. 52 en 53.
3.Proces-verbaal verhoor getuige, blz. 52 en 53.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 54.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 55, 56 en 57.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 58.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 63.
8.Bijlagen bij het proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 48 en 49.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 42.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 44.
11.Bijlagen bij het proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 48 en 49.
12.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, blz. 38.
13.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, blz. 93.
14.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte, blz. 106 en 107.
15.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte, blz. 109.
16.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte, blz. 110.
17.Proces-verbaal van de terechtzitting van 20 oktober 2016 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte