ECLI:NL:RBDHA:2017:14713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
09/837212-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting in de woning van het slachtoffer met geweld en bedreiging

Op 3 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 juni 2014, waarbij de verdachte het slachtoffer in haar woning heeft verkracht. De verdachte ontmoette het slachtoffer in een café en ging met haar mee naar huis. In de woning heeft hij haar tweemaal verkracht, waarbij hij geweld en bedreiging gebruikte. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 20 oktober 2017, waarbij de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en de raadsvrouw van de verdachte, mr. C.C. Peterse, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De verklaringen van het slachtoffer en getuigen zijn als betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 4.000,- toegewezen aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij rekening is gehouden met de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/837212-14
Datum uitspraak: 3 november 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.C. Peterse, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juni 2014 te 's-Gravenhage door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (meermalen) die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande
dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- de telefoon van die [slachtoffer] heeft afgepakt en/of
- die [slachtoffer] heeft belet de voordeur te openen en/of
- die [slachtoffer] heeft beetgepakt en/of (vervolgens) op het bed heeft geduwd en/of
gegooid en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) de mond van die [slachtoffer] heeft afgedekt en/of
- een kussen op het gezicht van die [slachtoffer] heeft geduwd/gelegd
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In de nacht van 19 juni 2014 is bij de centrale meldkamer van politie een melding binnengekomen dat op de [adres 2] , in de woning van naar later bleek aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), een echtelijke ruzie aan de gang zou zijn. Daarop zijn verbalisanten naar voornoemd adres gestuurd, waar verdachte vervolgens op verdenking van verkrachting en/of aanranding is aangehouden. Verdachte wordt verweten zich aan verkrachting van [slachtoffer] schuldig te hebben gemaakt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft - overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitnotities - bepleit dat verdachte onschuldig is en dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd. De raadsvrouw heeft hiertoe betoogd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, nu de verklaring van aangeefster onvoldoende betrouwbaar is en haar verklaring geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Op 19 juni 2014 om 04:20 uur is bij de centrale meldkamer van politie een melding binnengekomen dat op de [adres 2] een echtelijke ruzie aan de gang zou zijn. Daarop zijn verbalisanten naar genoemd adres gestuurd. Ter plaatse aangekomen, hebben de verbalisanten aangebeld op nummer 62. De deur werd geopend door een vrouw. [2] Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij aan de ogen van de vrouw zag dat zij kennelijk had gehuild en dat zij direct in huilen uitbarstte. In de woning bleek een man aanwezig te zijn die verklaarde dat hij net had gedoucht en dat hij daarbij alleen zijn onderlichaam had gedoucht. Tegen verbalisant [verbalisant 2] bleek de vrouw te hebben gezegd dat de man bij haar vaginaal en anaal seksueel was binnengedrongen en dat zij niet heeft gewild dat de man dit bij haar deed. De vrouw zou hebben geschreeuwd om de aandacht van andere personen te kunnen krijgen. De vrouw bleek aangifte te willen doen tegen de man, van de tegen haar wil door de man gepleegde seksuele handelingen.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft voorts gerelateerd dat de man heeft gezegd dat hij seks heeft gehad met de vrouw. De man, (waarvan later is gebleken dat dit verdachte is), is vervolgens aangehouden. [3]
Verdachte is diezelfde dag door de politie gehoord. Verdachte heeft bij dat verhoor verklaard dat hij met [slachtoffer] , te weten aangeefster, vaginale seks heeft gehad. Verdachte heeft voorts verklaard dat aangeefster in die nacht naar ene [getuige 2] heeft gebeld en dat aangeefster wilde dat hij langs zou komen. [4]
[slachtoffer] is op 19 augustus 2014 wederom gehoord. [5] Zij heeft verklaard dat zij de avond voorafgaande aan het voorval in ‘de Cremers’ is geweest. Verdachte was daar ook en zij is samen met hem naar haar huis gegaan. [6] Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar, toen zij op de sofa zat, probeerde te zoenen en dat zij hem heeft weggeduwd. Verdachte werd boos en iets in hem ging kapot. Zij heeft verklaard dat verdachte heeft geprobeerd met zijn handen in haar ondergoed te komen en dat zij dit zeker niet wilde en dat zij iets van ‘stop’ heeft gezegd. [7] Zij heeft geprobeerd een vriend te bellen die een paar deuren verder woont. Die vriend [getuige 2] nam aanvankelijk niet op, maar hij belde op enig moment terug. [slachtoffer] heeft aan [getuige 2] gevraagd of hij langs wilde komen. Na veel bellen is [getuige 2] aan de deur geweest. Aangeefster heeft verklaard dat [getuige 2] verdachte ook aan de lijn heeft gehad. Op het moment dat [getuige 2] beneden aanbelde, heeft aangeefster de telefoon van de sofa gepakt, maar verdachte zag dat en heeft haar telefoon afgepakt. [8]
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar telefoon op stil heeft gezet. Zij is niet naar de voordeur gegaan toen er werd aangebeld, omdat verdachte dit niet toeliet. Aangeefster heeft verklaard dat zij [getuige 2] probeerde te bellen, maar dat verdachte haar telefoon had afgepakt. Zij wilde weglopen maar verdachte hield haar tegen en heeft haar meegenomen naar de slaapkamer waar hij haar anaal heeft verkracht. Verdachte heeft haar op het bed geduwd. Zij lag met haar gezicht omhoog en was aan het schreeuwen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte een hand voor haar mond heeft gedaan en een kussen op haar gezicht heeft gedaan. Ook eerder, op de sofa lag zij met haar gezicht naar hem toe en heeft hij haar gepenetreerd. [9] Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij nog nooit anale seks had gehad en dat zij een week lang heeft gebloed. [10]
De bovenbuurvrouw van aangeefster, [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) , heeft op 2 oktober 2014 bij de politie een verklaring afgelegd over het voorval bij aangeefster op 19 juni 2014. [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 19 juni 2014 wakker werd van de voordeurbel. Ze liep naar de trap om te zien wat er buiten gebeurde. Ze zag op de klok dat het 03.15 uur was. Ze zag voor de voordeur een jongen staan. [getuige 1] heeft verklaard dat zij daarna lawaai hoorde bij haar benedenbuurvrouw en dat zij er erg ongerust van werd. Het was niet lawaai van een feestje maar van geweld in de woning. [11] [getuige 1] heeft verklaard dat zij geschreeuw hoorde van een persoon die heel veel leed op dat moment. Ze hoorde deuren dichtslaan en hoorde dat er van de ene kant van de woning naar de andere kant werd gerend. [getuige 1] heeft ook verklaard dat zij gesmoord geschreeuw hoorde. Het leek gesmoord geschreeuw dat onderbroken werd doordat haar keel werd dichtgedrukt. Zij heeft voorts verklaard dat het huis van oude bouw is en erg gehorig. [getuige 1] heeft verklaard dat zij het op een gegeven moment niet meer kon aanhoren en de politie heeft gebeld. [12] Zij heeft voorts aan de politie laten zien dat zij die nacht een chat gesprek heeft gevoerd met haar man, [de man] , waarin zij aan hem heeft verteld dat zij schreeuwen en vechten van beneden heeft gehoord en dat zij zojuist de politie heeft gebeld. Dit gesprek is in kopie als bijlage gevoegd bij de getuigenverklaring van [getuige 1] . Daaruit blijkt dat dit chatgesprek op donderdag 19 juni 2014 om 04:19 uur heeft plaatsgevonden. [13] Dat komt overeen met het tijdstip waarop [getuige 1] daadwerkelijk de politie heeft gebeld.
De rechtbank stelt vast dat op de in kopie gevoegde bijlagen van het chat gesprek van [getuige 1] met [de man] is te zien dat de tijdsaanduiding op de telefoon op dat moment kennelijk 22.07 uur was, maar dat uit de inhoud van het gesprek blijkt dat het chatgesprek is gevoerd op het moment dat [getuige 1] zojuist de politie had gebeld en de politie ter plaatse was gekomen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de tijdsaanduiding op de telefoon niet de juiste betreft, en dat dit chat gesprek op 19 juni 2014 omstreeks 4.20 uur moet zijn gevoerd.
[getuige 1] heeft ook bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. Bij dat verhoor heeft zij nogmaals verklaard dat zij rond drie uur ’s nachts geluiden hoorde die van onderen kwamen en dat zij zacht geschreeuw heeft gehoord. [getuige 1] heeft verklaard dat zij zich voorstelde dat er iemand een hand op de mond hield. Zij heeft voorts verklaard dat zij het gevoel had dat het ging over zwaar huiselijk geweld en dat het zo lang heeft geduurd dat zij het niet meer kon volhouden om daarnaar te luisteren. Daarom heeft zij de politie gebeld. [14] [getuige 1] heeft voorts verklaard dat zij één keer een mannelijke stem heeft gehoord en dat zij tot de politie kwam, 20-25 minuten later, steeds lawaai van beneden heeft gehoord. [15]
Ook [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) is bij de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft verklaard dat hij op 19 juni 2014 thuis was, Tussen 2.00 en 3.00 uur werd hij gebeld door [slachtoffer] . Ze had gebeld, maar hij had de telefoon niet opgenomen. Toen zij nogmaals belde, heeft hij opgenomen. Het was ongebruikelijk dat zij hem midden in de nacht belde. [getuige 2] heeft verklaard dat aangeefster verderop in de straat woonde en dat zij aan hem vroeg om naar haar toe te komen. [getuige 2] heeft tegen haar gezegd dat hij het geen goed tijdstip vond en dat aangeefster het nogmaals vroeg en dat het gesprek van haar zijde werd beëindigd. Vervolgens is hij naar buiten gegaan, naar de deur van aangeefsters woning, belde hij aan, maar kreeg geen antwoord. Hij zag licht branden in haar woning. [getuige 2] heeft verklaard dat hij naar aangeefster een sms heeft gestuurd met de vraag of hij de politie moest bellen. [16] Hij heeft een tweede bericht gestuurd met de mededeling dat zij onmiddellijk contact met hem moest opnemen en dat hij anders de politie zou bellen. [getuige 2] heeft verklaard dat aangeefster hem heeft gebeld, maar dat het moeilijk was om haar te verstaan/begrijpen. Hij heeft gevraagd of het goed ging. Tijdens het telefonisch contact waren er bewegingen te horen. Een man nam de telefoon op en hij vroeg aan [getuige 2] : “Dus jij komt hiernaar toe?” en die man lachte. [getuige 2] hoorde, toen nogmaals bewegingen, [slachtoffer] pakte de telefoon en [getuige 2] vroeg of het goed met haar ging. Zij antwoordde bevestigend en het gesprek werd beëindigd. [getuige 2] probeerde haar nogmaals te bellen maar er werd niet meer opgenomen. Daarna heeft hij bij alle deurbellen in het gebouw aangebeld omdat hij niet wist welke bel van haar was. [getuige 2] is vervolgens naar huis gegaan. [17]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij op 19 juni 2014 in de woning van aangeefster een man aan de telefoon heeft gehad. [18]
De rechtbank constateert dat dat de verklaring van aangeefster steun vindt in het relaas van de verbalisanten dat aangeefster gehuild had voordat zij de deur opendeed en weer in huilen uitbarstte, en in de verklaringen van haar bovenbuurvrouw [getuige 1] en [getuige 2] . De verklaring van [getuige 2] vindt bovendien steun in de verklaring van [getuige 1] , waar zij verklaart dat zij die nacht de voordeurbel hoorde en buiten een jongen zag staan, alsmede in de verklaring van verdachte ter zitting waarin hij heeft bevestigd dat hij die nacht een man aan de telefoon heeft gehad. [getuige 1] was bijzonder verontrust door het geschreeuw en de geluiden die zij uit de woning beneden haar hoorde. Ook [getuige 2] was verontrust door de telefonische contacten met [slachtoffer] . Niet alleen ging hij in de nacht naar haar woning maar ook sms’t hij haar of hij de politie moet bellen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebezigd.
Het verweer van verdachte dat aangeefster vrijwillig seks met hem heeft gehad, wordt weerlegd door de verklaring van de bovenbuurvrouw. Gelet op hetgeen zij heeft gehoord, moet verdachte hebben geweten dat aangeefster geen seks met hem wilde hebben.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster tezamen met de overige vorenstaande verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs oplevert voor bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 19 juni 2014 te 's-Gravenhage door geweld
enandere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande
dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- de telefoon van die [slachtoffer] heeft afgepakt en
- die [slachtoffer] heeft belet de voordeur te openen en
- die [slachtoffer] heeft beetgepakt en (vervolgens) op het bed heeft geduwd of
gegooid en
- met zijn, verdachtes, handen de mond van die [slachtoffer] heeft afgedekt en
- een kussen op het gezicht van die [slachtoffer] heeft geduwd
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat bij een eventuele strafoplegging - voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde komt - rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte een moeilijke periode achter de rug heeft, waarin hij zijn baan en woning is verloren, en dat hij thans wordt begeleid bij Limor en weer een eigen woning heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft het slachtoffer ontmoet in een café en is daarna met haar mee naar huis gegaan. In de woning van het slachtoffer heeft verdachte haar tweemaal verkracht, waaronder in elk geval eenmaal anaal. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft daarbij kennelijk enkel oog gehad voor zijn eigen behoeften en heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer en de mogelijk schadelijke gevolgen van zijn handelen voor haar. Dit geldt zeker nu het slachtoffer aan geeft dat zij nog nooit anale seks had gehad. Daarnaast heeft de verkrachting plaatsgevonden in haar eigen woning, een plek waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Dat het voor haar zeer traumatisch is geweest blijkt uit de brief van PsyQ van 17 oktober 2017 en haar schriftelijke slachtoffer verklaring. Zij is immers van oktober 2014 tot en met december 2016 in behandeling geweest op de afdeling Psychotrauma van PsyQ maar heeft desondanks nog altijd last van de gevolgen van de verkrachting.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte van 21 september 2017. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een geweldsdelict. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, passende en geboden is.
7. De vordering van de benadeelde partij en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot €. 7.500,-.
7.1
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 7.500,-, subsidiair 65 dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging naar voren gebracht dat het gevorderde bedrag veel te hoog is en sterk dient te worden gematigd. De raadvrouw heeft hiertoe betoogd dat in de zaak waarvan de benadeelde partij ter adstructie van het gevorderde schadebedrag een kopie aan de vordering heeft gehecht, te weten ECLI:NL:GHAM:2016:5430, veel meer dwang en geweld is toegepast dan in de onderhavige zaak het geval is. De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat een deel van de door de benadeelde partij geleden schade bovendien is ontstaan door de wijze waarop de politie en het Openbaar Ministerie met de zaak zijn omgegaan.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Wel is de rechtbank is met de verdediging van oordeel dat een deel van de door de benadeelde partij ervaren gevolgen zijn terug te voeren op de wijze waarop de politie en het Openbaar Ministerie met de (voortgang) van de zaak zijn omgegaan. In eerste instantie is de zaak tegen verdachte immers geseponeerd. Vervolgens heeft de benadeelde partij zelf getuigen moeten aandragen en een klachtprocedure bij het Gerechtshof moeten instellen, voordat alsnog tot vervolging van verdachte werd overgegaan. Daarnaast stelt de verdediging ook terecht dat in de door de benadeelde partij aangehaalde uitspraak ECLI:NL:GHAM:2016:5430 sprake is geweest van andere – zwaardere – omstandigheden dan waarvan in de onderhavige zaak sprake is.
Alles overziend acht de rechtbank de vordering ter zake van immateriële schade als rechtstreeks gevolg van de verkrachting naar billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van
€ 4.000,-. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 4.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 juni 2014 tot aan de dag der algehele vergoeding.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat tot een bedrag groot € 4.000,-, subsidiair 50 dagen hechtenis, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 36f, 57, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Verkrachting, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (ACHTTIEN) maanden;
wijst de
vordering tot schadevergoedingvan de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] , een bedrag van
€ 4.000,-,vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 juni 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst de vordering voor het overige af;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot
betaling aan de Staatvan een bedrag groot
€ 4.000,-ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 juni 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. E.M.A. Vinken, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. Imami-Kalloemisier, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014121596, van de politie eenheid Den Haag, HGL centraal justitiële dienst, HGL recherche expertise & onderst, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 23).
2.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 6.
3.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 7.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 22.
5.Proces-verbaal verhoor aangeefster, blz. 27.
6.Proces-verbaal verhoor aangeefster, blz. 28.
7.Proces-verbaal verhoor aangeefster, blz. 29.
8.Proces-verbaal verhoor aangeefster, blz. 30.
9.Proces-verbaal verhoor aangeefster, blz. 31.
10.Proces-verbaal verhoor aangeefster, blz. 33.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 34.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 35.
13.Bijlagen bij het proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 37 en 38.
14.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , bij de rechter commissaris in de rechtbank Den Haag, d.d. 9 januari 2017, blz. 2.
15.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , bij de rechter commissaris in de rechtbank Den Haag, d.d. 9 januari 2017, blz. 3.
16.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , bij de rechter commissaris in de rechtbank Den Haag, d.d. 13 oktober 2016, blz. 1.
17.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , bij de rechter commissaris in de rechtbank Den Haag, d.d. 13 oktober 2016, blz. 2.
18.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 20 oktober 2017.