ECLI:NL:RBDHA:2017:14691
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Buiten behandelingstelling van een aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000
Op 5 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. Jansen, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. N. Hamzaoui. De eiser, geboren in Sierra Leone, had op 24 februari 2017 een aanvraag ingediend voor toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze aanvraag werd bij besluit van 13 april 2017 buiten behandeling gesteld, wat door de eiser werd bestreden. Tijdens de zitting op 11 oktober 2017 werd het onderzoek gesloten, waarbij de rechtbank de argumenten van beide partijen heeft gehoord.
De rechtbank overwoog dat de eiser in de primaire fase van de aanvraag niet de gevraagde medische stukken had overgelegd, wat leidde tot de buiten behandelingstelling van de aanvraag. Eiser had in bezwaar wel de relevante medische stukken overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet afdeed aan de conclusie dat het primaire besluit juist was. De rechtbank volgde de lijn van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat het bestuursorgaan niet verplicht is om ontbrekende gegevens die na het besluit zijn overgelegd, in de heroverweging te betrekken.
De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een motiveringsgebrek, omdat verweerder in de bezwaarfase niet had onderzocht of hij gebruik zou maken van zijn bevoegdheid om de nieuwe gegevens in de beoordeling te betrekken. Desondanks oordeelde de rechtbank dat het beroep ongegrond was, omdat het procesbelang van de eiser aanwezig was. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van € 990,- aan de eiser. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 december 2017.