ECLI:NL:RBDHA:2017:14626

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
NL17.7776
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een lesbische vrouw uit Oeganda en de motivering van de afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een vrouw van Oegandese nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij lesbisch is en dat zij in Oeganda te maken heeft gehad met huiselijk geweld en bedreigingen van haar man, die haar dwong om met hem te trouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepstermijn overschreden is, maar dat deze overschrijding verschoonbaar is, gezien de omstandigheden van de verzending van het besluit door verweerder. De rechtbank oordeelt dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat de bezorging van het besluit aanmerkelijk is vertraagd, wat heeft geleid tot de conclusie dat het beroep ontvankelijk is.

Daarnaast heeft de rechtbank de motivering van de staatssecretaris om de seksuele gerichtheid van eiseres niet geloofwaardig te achten, als onvoldoende gemotiveerd beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet duidelijk heeft gemaakt waar het zwaartepunt ligt in de beoordeling van de seksuele gerichtheid van eiseres. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een motiveringsgebrek en dat de staatssecretaris in strijd met zijn eigen werkwijze heeft gehandeld. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere gebreken in acht moeten worden genomen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 990,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.7776

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2017 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, voorheen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

ProcesverloopBij besluit van 13 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak met nummer NL17.7777, plaatsgevonden op 2 november 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw [naam 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is van Oegandese nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum].
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij lesbisch is. Toen haar ouders daar achter kwamen, werd ze gedwongen om met een man te trouwen. Als gevolg van haar geaardheid vond binnen het huwelijk huiselijk geweld en seksueel misbruik plaats. Ook werd haar zoontje door haar man mishandeld. Eiseres probeerde weg te komen. Dit lukte echter niet omdat haar man zei dat hij haar en haar kind in dat geval zou doden.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- eiseres stelt te zijn [eiseres], geboren op [geboortedatum] van Oegandese nationaliteit;
- eiseres heeft verklaard gedwongen te zijn getrouwd met haar man; dat zij problemen heeft ondervonden met haar man, autoriteiten en haar familie vanwege haar homoseksuele geaardheid en dat zij voor haar leven vreest indien zij naar Oeganda terugkeert.
Verweerder acht het eerste element vooralsnog geloofwaardig. Het tweede element wordt door verweerder niet geloofwaardig geacht. Eiseres komt derhalve niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) op grond van de betreffende verklaringen. Eiseres heeft verklaringen afgelegd die worden aangemerkt als kennelijk inconsequent en tegenstrijdig en duidelijk onwaarschijnlijk en tegenstrijdig met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst. Verwezen wordt naar de overwegingen inzake de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over de situatie voor homoseksuelen in Oeganda, haar eigen seksuele geaardheid en de problemen die zij hierdoor zou hebben ondervonden. Hierdoor is alle overtuigingskracht van haar verklaringen ontnomen met betrekking tot de vraag of zij in aanmerking komt voor verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 28 Vw.
4. Allereerst moet worden vastgesteld of het beroep ontvankelijk is. Niet in geschil is dat het bestreden besluit door verweerder op 14 augustus 2017 per post is verzonden. Dat betekent dat de beroepstermijn op 15 augustus 2017 is aangevangen. Het beroepschrift had op grond van artikel 69, tweede lid, onder d, Vw uiterlijk op 21 augustus 2017 moeten zijn ingediend. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift op 31 augustus 2017 is binnengekomen en dus buiten de wettelijke termijn is ingediend. Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijft niet-ontvankelijkverklaring echter achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De vraag die thans voorligt, is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4.1
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij een verschoonbare reden heeft voor het niet tijdig indienen van het pro forma beroepschrift. Verweerder heeft de beslissing, ondanks dat sprake is van een weektermijn en anders dan gebruikelijk, per post verzonden. Verweerder heeft met de uitdraai van het interne systeem aangetoond dat het poststuk is verzonden op 14 augustus 2017. Hieruit blijkt echter ook dat dit geen aangetekende verzending betrof, maar een reguliere verzending. Daarmee heeft verweerder het risico genomen dat het poststuk met het besluit niet eerder dan na het verstrijken van de weektermijn door gemachtigde van eiseres zou worden ontvangen. De gemachtigde van eiseres heeft een kopie van de envelop overgelegd, waarop door PostNL een sticker Herstel/Retour is geplakt. Hierbij is het hokje “Herstellen aan geadresseerde” aangekruist. De postbode kan niet aangeven wat er is gebeurd met het poststuk, maar kennelijk was het op weg retour naar verweerder, en is het poststuk vervolgens weer doorgestuurd naar het adres van gemachtigde. Eiseres stelt dat met dit bewijsstuk in combinatie met de zeer korte termijn van een week, de onderhavige termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is. Vast staat dat het bestreden besluit op 14 augustus 2017 is verzonden naar het adres van de gemachtigde van eiseres. Het ligt derhalve op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat zij de bestreden beschikking niet binnen een week na verzending heeft ontvangen. De sticker van PostNL op de envelop is onvoldoende om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
4.3
Niet in geschil is dat verweerder het besluit op 14 augustus 201 7 naar de gemachtigde van eiseres heeft verzonden. Gelet op de verzendtheorie dient eiseres aannemelijk te maken dat zij het besluit niet tijdig heeft ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met het overleggen van de envelop waarin het besluit is verzonden, aannemelijk heeft gemaakt dat de bezorging in verhouding met de onderhavige termijn aanmerkelijk is vertraagd, dit gelet op de sticker van PostNL met de tekst Herstel/Retour in combinatie met het feit dat daarbij het hokje “Herstellen aan geadresseerde” is aangekruist. De beroepstermijn is in het onderhavige geval zeer kort en eiseres heeft onweersproken naar voren gebracht dat het in de kortprocedures daarom gebruikelijk is om het besluit ook te faxen. Gelet op al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het beroep is derhalve ontvankelijk.
5. Eiseres voert aan dat de motivering om haar geaardheid niet geloofwaardig te achten enkel is gebaseerd op het feit dat zij niet geloofwaardig is bevonden in haar verklaringen omtrent de door haar in Oeganda ervaren problemen. De tegengeworpen tegenstrijdigheden betreffende haar relaas zijn echter onvoldoende zwaar om op grond daarvan ook haar homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig te achten. Dit geldt temeer nu eiseres voldoende gedetailleerd en consistent heeft verklaard over haar proces van bewustwording en zelfacceptatie en vaststaat dat zij openlijk actief is voor het COC.
Dit laatste gegeven is door verweerder ten onrechte niet betrokken bij de beoordeling van het gestelde reële risico op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Dit geldt ook voor de schriftelijke verklaring van haar collega van het COC. Eiseres verwijst daartoe naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 16 juni 2017 (AWB 17/76).
5.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het aan eiseres is om haar relaas aannemelijk te maken. Zij heeft over haar ervaringen als een persoon met een homoseksuele gerichtheid, onvoldoende, vaag, en summier verklaard.
Haar schets van de situatie voor homoseksuelen in Oeganda komt niet overeen met informatie zoals deze bij verweerder bekend is. Het vorengenoemde leidt in samenhang met haar overige verklaringen tot de conclusie dat de verklaringen van eiseres inzake haar gestelde seksuele gerichtheid en de problemen die zij dientengevolge zou hebben ondervonden, ongeloofwaardig zijn. Haar vrijwilligerswerk voor het COC vormt geen onderbouwing voor haar gestelde homoseksualiteit, nu het een ieder vrij staat om zich op te geven voor vrijwilligerswerk voor het COC. Dat geldt eveneens ten aanzien van het certificaat van Rainbow te Den Haag. De uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam (de rechtbank begrijpt Roermond), van 16 juni 2017 komt niet overeen met de situatie van eiseres en is daarom niet van toepassing.
5.2
De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder geeft in het voornemen aan welke onderwerpen van belang zijn bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van een vreemdeling. Het zwaartepunt ligt daarbij op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen (onder andere bewustwording en zelfacceptatie) van de betreffende vreemdeling.
De rechtbank is echter van oordeel dat zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet duidelijk is waar het zwaartepunt ligt in de beoordeling (met betrekking tot het bewustwordingsproces en de zelfacceptatie) van de seksuele gerichtheid van eiseres. Derhalve heeft verweerder in strijd met zijn eigen werkwijze gehandeld en is er sprake van een motiveringsgebrek. In het besluit zijn aan eiseres tegenstrijdigheden tegengeworpen die niet zozeer haar gerichtheid raken als wel de problemen die zij als gevolg van haar gerichtheid stelt te hebben gehad. Daarbij constateert de rechtbank dat eiseres, toen zij werd gehoord, niet is geconfronteerd met de tegenstrijdigheid in haar verklaring die ziet op de datum dat zij zou zijn betrapt met [naam 2]. Deze tegenstrijdigheid is echter dragend geweest in de besluitvorming. Nu bij verweerder onduidelijkheid bestond over deze datum, was hij gehouden hierover door te vragen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 oktober 2017, 201706459/1/V2). Dit geldt te meer nu het dossier omvangrijk is en eiseres twee keer langdurig is gehoord. Gelet hierop is tevens sprake van een zorgvuldigheidsgebrek. Ten slotte overweegt de rechtbank dat zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet duidelijk is waarom de werkzaamheden van eiseres bij het COC niet van belang kunnen zijn bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van haar seksuele gerichtheid. Immers, verweerder geeft zelf aan in het voornemen dat het contact met homoseksuelen in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie ook één van de onderwerpen is die van belang is bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van de seksuele gerichtheid. De beroepsgrond slaagt. Gelet op de geconstateerde gebreken behoeven de overige gronden geen bespreking meer.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit op grond van het bepaalde in de artikelen 3:2 en 3:46 Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel