In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een vrouw van Oegandese nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij lesbisch is en dat zij in Oeganda te maken heeft gehad met huiselijk geweld en bedreigingen van haar man, die haar dwong om met hem te trouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepstermijn overschreden is, maar dat deze overschrijding verschoonbaar is, gezien de omstandigheden van de verzending van het besluit door verweerder. De rechtbank oordeelt dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat de bezorging van het besluit aanmerkelijk is vertraagd, wat heeft geleid tot de conclusie dat het beroep ontvankelijk is.
Daarnaast heeft de rechtbank de motivering van de staatssecretaris om de seksuele gerichtheid van eiseres niet geloofwaardig te achten, als onvoldoende gemotiveerd beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet duidelijk heeft gemaakt waar het zwaartepunt ligt in de beoordeling van de seksuele gerichtheid van eiseres. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een motiveringsgebrek en dat de staatssecretaris in strijd met zijn eigen werkwijze heeft gehandeld. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere gebreken in acht moeten worden genomen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 990,-.