ECLI:NL:RBDHA:2017:1457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
17/1757
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid van Portugal onder de Dublinverordening

Op 8 februari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van een eiser met de Jemenitische nationaliteit die een asielaanvraag had ingediend. De eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 24 januari 2017, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser, op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en de Dublinverordening.

Tijdens de zitting op 8 februari 2017 is de eiser, na voorafgaande afmelding, niet verschenen. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. A.M.H.W. van Heerenbeek. De rechtbank heeft na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat het aan de eiser was om aannemelijk te maken dat Portugal zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, wat de eiser niet heeft kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door de eiser aangevoerde omstandigheden niet zodanig bijzonder waren dat toepassing van de humanitaire clausule gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1757
V-nummer: [nummer]
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 8 februari 2017 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

gemachtigde: mr. F.A. van den Berg,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 januari 2017 (bestreden besluit) waarbij zijn asielaanvraag niet in behandeling is genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2017. Eiser is, met voorafgaande afmelding, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M.H.W. van Heerenbeek. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Jemenitische nationaliteit. Hij verblijft als vreemdeling in Nederland. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat gebleken is dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
3. Niet is in geschil is dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. In geschil is of verweerder op grond van artikel 17 van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) de asielaanvraag van eiser aan zich had moeten trekken.
4. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat Portugal partij is bij het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en dat de diverse richtlijnen (kwalificatierichtlijn, opvangrichtlijn, procedurerichtlijn en terugkeerrichtlijn) ook voor dit land gelden.
5. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat Portugal zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat Portugal dat niet doet. Eiser is hierin niet geslaagd. Enkel het standpunt dat zijn opvang in Portugal onvoldoende is geweest en dat hij vreest door dat land naar Jemen te worden teruggestuurd biedt bij gebreke van onderbouwing daarvan onvoldoende aanknopingspunten voor de aanwezigheid van ernstige aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de opvang en asielprocedure in Portugal.
6. Verweerder heeft een ruime beoordelings- en beleidsvrijheid bij de vraag of de humanitaire clausule moet worden toegepast. Verweerder maakt daar volgens zijn beleid terughoudend gebruik van. Verweerder heeft de door eiser aangevoerde, niet onderbouwde, omstandigheden niet zodanig bijzonder hoeven achten dat toepassing van deze humanitaire clausule is aangewezen.
7. Gezien het voorgaande heeft verweerder in de door eiser aangevoerde gronden geen reden hoeven zien om zijn asielverzoek op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken.
8. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen moet worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.