ECLI:NL:RBDHA:2017:14548
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd op 1 juli 2017 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die stelt de Surinaamse nationaliteit te bezitten, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Hij stelt dat hij pas na vrijlating een paspoort kan aanvragen en dat verweerder de uitzetting moet faciliteren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende inspanningen heeft geleverd om de uitzetting te bewerkstelligen en dat eiser zelf geen actie heeft ondernomen om het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit te bespoedigen.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat het tijdsverloop de voortduring van de maatregel onevenredig bezwarend maakt, vooral gezien zijn gezinsleven met een zwangere partner en dochter. De rechtbank heeft echter verwezen naar eerdere uitspraken waarin is overwogen dat eiser niet voor een lichter middel in aanmerking komt, gezien zijn eerdere overtredingen van de meldplicht. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.