ECLI:NL:RBDHA:2017:14546
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die stelt de Egyptische nationaliteit te bezitten. De maatregel van bewaring was op 30 augustus 2017 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 1 december 2017 is opgeheven, waardoor de beoordeling zich richtte op de vraag of de bewaring onrechtmatig was geweest voorafgaand aan de opheffing.
De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en de omstandigheden rondom de verwijdering van eiser naar Egypte. Eiser voerde aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering was, onderbouwd met rapportages van de autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende aanwijzingen waren dat de autoriteiten van Egypte bereid waren om een laissez passer af te geven, en dat er geen reden was om aan te nemen dat er geen redelijke termijn voor een presentatie bij de Egyptische vertegenwoordiging zou zijn.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat hij een redelijke vent is die gesteld is op zijn vrijheid, en dat een meldplicht volstond in plaats van bewaring. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken waarin werd overwogen dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.