In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Griekse en Australische nationaliteit bezit, heeft tegen het besluit van 22 november 2017 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 december 2017 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren tegen de maatregel uiteengezet. Eiser betoogde dat de maatregel onrechtmatig was, omdat hij niet uitzetbaar was en dat er geen terugkeerbesluit was afgegeven. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat eiser in afwachting was van een beslissing op zijn bezwaar tegen een eerder besluit van 11 april 2017, waarin was bepaald dat hij geen rechtmatig verblijf had. De rechtbank oordeelde dat verweerder de voorwaarden voor een ingrijpend rechtsgevolg als schorsende werking expliciet in het besluit had moeten vermelden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de maatregel van bewaring opgeheven en verweerder veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1385,- aan eiser, alsook de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.