ECLI:NL:RBDHA:2017:14538
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel op basis van de Vreemdelingenwet 2000
Op 4 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van een eiser met Cubaanse nationaliteit, die een beroep had ingesteld tegen een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Brands, was aanwezig, maar zijn gemachtigde was afwezig. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de gemachtigde van de eiser heeft op 4 december 2017 schriftelijke gronden ingediend ter toelichting van het beroep. De eiser stelde dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was, vooral gezien zijn Cubaanse nationaliteit en de authenticiteit van zijn paspoort. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staatssecretaris bevoegd was om de maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de eiser een asielverzoek had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser een eerste gehoor had gehad en dat er een nader gehoor zou volgen, waarin hij zijn redenen voor bescherming in Nederland kon uiteenzetten. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen en dat het beroep ongegrond was. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak kan binnen één week in hoger beroep worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.