ECLI:NL:RBDHA:2017:14538

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
NL17.13685
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel op basis van de Vreemdelingenwet 2000

Op 4 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van een eiser met Cubaanse nationaliteit, die een beroep had ingesteld tegen een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Brands, was aanwezig, maar zijn gemachtigde was afwezig. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de gemachtigde van de eiser heeft op 4 december 2017 schriftelijke gronden ingediend ter toelichting van het beroep. De eiser stelde dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was, vooral gezien zijn Cubaanse nationaliteit en de authenticiteit van zijn paspoort. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staatssecretaris bevoegd was om de maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de eiser een asielverzoek had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser een eerste gehoor had gehad en dat er een nader gehoor zou volgen, waarin hij zijn redenen voor bescherming in Nederland kon uiteenzetten. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen en dat het beroep ongegrond was. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak kan binnen één week in hoger beroep worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.13685
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. N. Brands),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.P.C. van der Weijden).

Zitting

Datum: 4 december 2017.
Zitting hebben:
mr. M. Soffers, rechter,
mr. D.D. van Loopik, griffier.
Eiser is verschenen. De gemachtigde van eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Tevens verschenen is P. van Nieuwenhuizen, tolk Spaans.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en vervolgens onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

Op 27 november 2017 is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 25 november 2017 waarbij aan eiser, naar gesteld geboren op [geboortedatum] 1995 en van Cubaanse nationaliteit, de vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is opgelegd.
De gemachtigde van eiser heeft het beroep bij schriftelijke gronden van 4 december 2017 toegelicht. Hoewel de gemachtigde van eiser begrip heeft voor het feit dat er op het Aanmeldcentrum Schiphol momenteel veel asielaanvragen door Cubanen worden ingediend en zij van de Raad voor Rechtsbijstand heeft vernomen dat asielaanvragen van Cubanen verder worden behandeld in de verlengde asielprocedure nadat zij een nader gehoor hebben gehad, stelt zij ook dat de vrijheidsontnemende maatregel gelet op eisers Cubaanse nationaliteit hierdoor van meet af aan, en in ieder geval vanaf het moment dat vast is komen te staan dat zijn Cubaanse paspoort authentiek is, onrechtmatig was. De gemachtigde van eiser verzoekt om opheffing van de maatregel en schadevergoeding.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan eiser de vrijheidsontnemende maatregel heeft mogen opleggen.
Hoewel de rechtbank begrijpt wat eiser ter zitting heeft aangevoerd, namelijk dat hij niet vast wil zitten, om hulp vraagt en niet zal weglopen, acht de rechtbank eisers beroep ongegrond. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder bevoegd om na eisers asielverzoek op Schiphol een eerste screening te doen, voordat eiser tot Nederland wordt toegelaten. Eiser heeft een eerste gehoor gehad en zal nog een nader gehoor krijgen waarin hij kan vertellen waarom hij bescherming wil in Nederland. Afhankelijk van wat eiser dan vertelt zal verweerder beslissen of hij de beslissing op zijn asielverzoek in vrijheid mag afwachten. Verweerder heeft daarvoor vier weken de tijd en werkt voortvarend aan de zaak. Het nader gehoor zal spoedig plaatsvinden. Het enkele feit dat eiser een asielverzoek heeft ingediend maakt niet dat hij meteen in vrijheid moet worden gesteld. Dat eiser een paspoort heeft maakt evenmin dat hij meteen toegelaten moet worden. Eiser heeft desgevraagd ter zitting medegedeeld dat het in detentie wel gaat, dat hij medicijnen bij zich heeft tegen de gevolgen van stress maar dat hij deze in Cuba vaker moest gebruiken dat in Nederland. Gelet hierop ziet de rechtbank geen reden om te concluderen dat eiser vanwege zijn gezondheid niet gedetineerd kan worden .
Het beroep is derhalve ongegrond. Er is geen grond voor het toekennen van schadevergoeding.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier.