ECLI:NL:RBDHA:2017:14537
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel van Cubaanse asielzoeker
Op 4 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van een Cubaanse asielzoeker die in beroep ging tegen een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1984 en van Cubaanse nationaliteit, had op 27 november 2017 beroep ingesteld tegen het besluit van 25 november 2017, waarin de vrijheidsontnemende maatregel werd opgelegd. De gemachtigde van eiser stelde dat de maatregel onrechtmatig was, vooral gezien de huidige situatie van Cubaanse asielzoekers en het feit dat zijn paspoort authentiek was.
Tijdens de zitting was de gemachtigde van eiser afwezig, maar de eiser zelf was aanwezig, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk Spaans. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de vrijheidsontnemende maatregel terecht had opgelegd, omdat de eiser in Nederland asiel had aangevraagd en zijn verzoek in de grensprocedure werd behandeld. De rechtbank concludeerde dat er geen redenen waren om aan te nemen dat de Staatssecretaris niet binnen vier weken een beslissing kon nemen over het asielverzoek.
De rechtbank wees het beroep van de eiser ongegrond en verklaarde dat er geen grond was voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.