ECLI:NL:RBDHA:2017:14535

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
NL17.12668, NL17.12670
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Sleeswijk Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen wegens niet tijdig ingediende gronden en beoordeling van Dublinverordening

Op 11 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL17.12668 en NL17.12670, waarbij de beroepen van eiseressen niet-ontvankelijk zijn verklaard. De eiseressen, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hadden aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze werden door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Portugal verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvragen, aangezien eiseressen eerder in Portugal asiel hadden aangevraagd.

De rechtbank oordeelde dat de beroepschriften, die op 13 november 2017 waren ingediend, niet voldeden aan de wettelijke vereisten, omdat de gronden van het beroep niet tijdig waren ingediend. Eiseressen hadden tot 20 november 2017 de gelegenheid om het verzuim te herstellen, maar dit was niet gebeurd. De rechtbank wees erop dat de gemachtigde van eiseressen niet adequaat had gereageerd op de communicatie van de rechtbank, die hen had gewezen op de tekortkomingen in hun beroepschriften.

Ten overvloede oordeelde de rechtbank dat de staatssecretaris geen aanleiding had hoeven zien om de asielaanvragen op grond van de Dublinverordening onverplicht in behandeling te nemen. Eiseressen hadden niet aangetoond dat er in Portugal sprake was van tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen. De rechtbank concludeerde dat de beroepen niet-ontvankelijk waren en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummers: NL17.12668 ([eiseres 1])
NL17.12670 ([eiseres 2])

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2017 in de zaken tussen

[eiseres 1], eiseres 1

en
[eiseres 2],eiseres 2
mede namens haar minderjarige kind
[kind]
(gemachtigde: mr. S. de Schutter),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Söylomez).

Procesverloop

Bij besluiten van 13 november 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eiseressen van 4 augustus 2017 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen.
Eiseressen hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL17.1269 en NL17.12671, plaatsgevonden op 5 december 2017. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de aanvragen niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Uit Eurodac is onder meer gebleken dat eiseressen eerder in Portugal asielaanvragen hebben ingediend. Op 4 september 2017 heeft verweerder bij Portugal een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van Verordening (EU) 604/2013 (de Dublinverordening). Op 18 september 2017 heeft Portugal dit verzoek aanvaard.
2. Een beroepschrift moet, op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), ten minste de gronden van het beroep bevatten. Op basis van artikel 6:6, aanhef en onder a en slot, van de Awb kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Tijdelijke Procesregeling Asiel- en Bewaringszaken 2015 (Tijdelijke Procesregeling 2015) stelt de rechtbank, indien sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb de indiener van het verzoekschrift tegelijk met de in artikel 35, eerste lid, genoemde bevestiging in de gelegenheid het verzuim te herstellen. De termijn voor het herstel eindigt op het tijdstip vermeld in de Bijlage bij Hoofdstuk 11. Deze termijn wordt niet verlengd.
Op grond van de Bijlage bij Hoofdstuk 11 van de Tijdelijke Procesregeling 2015 dient de vreemdeling eventuele verzuimen binnen uiterlijk vijf werkdagen na verzending van de ontvangstbevestiging van het beroepschrift als bedoeld in artikel 35 van de Tijdelijke Procesregeling 2015 te hebben hersteld.
3. De op 13 november 2017 ingediende beroepschriften bevatten niet de gronden van het beroep. Op dezelfde dag heeft de rechtbank brieven in de digitale dossiers geplaatst waarin eiseressen erop zijn gewezen dat de beroepschriften niet voldoen aan één of meer wettelijke vereisten. Eiseressen dienden de gronden van het beroep uiterlijk op 20 november 2017 te hebben ingediend. Hierbij is eiseressen door de griffier er op gewezen dat de termijn niet wordt verlengd en de beroepschriften niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard als zij de gevraagde informatie niet tijdig indienen.
4. Op 23 november 2017 heeft de gemachtigde van eiseressen de beroepsgronden naar de rechtbank verzonden. Eiseressen voeren aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht, omdat de rechtbank niet op juiste wijze heeft verzocht om de gronden. De rechtbank had het herstel verzuim verzoek in de module ‘taken’ moeten plaatsen. Ter onderbouwing heeft de gemachtigde van eiseressen een schermafdruk overgelegd van een chatgesprek met het servicecentrum van de Rechtspraak.nl, waarin het servicecentrum aangeeft dat herstelverzuim altijd via een taak wordt verzocht.
5. De rechtbank overweegt dat op pagina 14 van de Spir-it Werkinstructie voor vreemdelingenadvocaten staat vermeld dat een herstelverzuim wordt ontvangen als een bericht en dat op de startpagina een overzicht van de meest recente berichten staat. De rechtbank is van oordeel dat het voor risico van de gemachtigde van eiseressen komt dat zij dit bericht niet heeft opgemerkt. De mededeling achteraf van de medewerker van het servicecentrum moet daarom voor onjuist worden gehouden. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar. Dat de gronden nog ruim voor de zittingsdatum binnen zijn, zodat geen sprake is van strijd met de behoorlijke procesorde, is voor het vaststellen van de ontvankelijkheid niet van belang.
6. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om de behandeling van de asielaanvragen van eiseressen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling te nemen. Met de verwijzing naar het ‘Country Report on Human Rights Practices 2016 – Portugal’ van het US Department of State van 3 maart 2017 en het Amnesty International Report 2016/17, ‘The State of the World's Human Rights, Portugal’ van 22 februari 2017’ hebben eiseressen niet aannemelijk gemaakt dat in Portugal sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Niet is gebleken dat geen beroep kan worden gedaan op de (hogere) Portugese autoriteiten. Evenmin is hieruit gebleken dat de problemen met de opvang structureel van aard waren. Daarnaast hebben eiseressen niet aannemelijk gemaakt dat zij in Portugal niet in aanmerking komen voor de benodigde medische behandeling. Eiseres 1 heeft verklaard geen arts te hebben opgezocht voor haar medische klachten en eiseres 2 heeft verklaard in Portugal onder behandeling van een psycholoog te hebben gestaan en dat deze behandeling haar goed heeft gedaan. Dat verweerder in de onderhavige procedure onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld door naar aanleiding van de verklaring van eiseres 1 dat zij onbetaald werk heeft verricht geen nader onderzoek te doen wegens een indicatie van mensenhandel, volgt de rechtbank niet.
7. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Sleeswijk Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel