Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 augustus 2016, tevens houdende een provisionele vordering tot afgifte van documenten op grond van artikel 843a Rv;
- de akte met producties 1 tot en met 22;
- het antwoord in het incident ex artikel 843a Rv tevens houdende incident tot niet-ontvankelijkverklaring van eiseres zowel in het incident ex artikel 843a Rv als in de hoofdzaak, met producties 1 tot en met 28;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst van Stichting Loterijverlies, met producties 1 tot en met 4;
- het antwoord in het niet-ontvankelijkheidsincident tevens conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst, met producties 23 tot en met 35;
- het antwoord in het incident tot tussenkomst aan de zijde van Staatsloterij;
- het vonnis in incident tot tussenkomst van 19 april 2017 waarbij het Stichting Loterijverlies is toegestaan om tussen te komen, met nadien verwijzing naar de parkeerrol;
- de akte overleggen producties van de zijde van Loterijverlies B.V. met producties 36 tot en met 38;
- de akte van de zijde van Loterijverlies B.V. met productie 39;
- de akte van de zijde van Loterijverlies B.V. met producties 40 en 41;
- de akte overlegging producties van de zijde van Staatsloterij met producties 29 tot en met 38;
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van de (pleidooi)zitting van 5 september 2017;
- de rolbeslissing van 8 november 2017 waarbij de akte houdende eiswijziging aan de zijde van Loterijverlies B.V. van 31 oktober 2017 is geweigerd en is bepaald dat deze aan haar dient te worden geretourneerd.
2.De feiten
“Fees per the Agreement (dated 26 February 2015) which relates to the assignment of 80.000 NEW Participants of Loterijverlies.nl B.V. to Europa Enterprises Limited”.
ziet de rechtbank voldoende reden om te vermoeden dat de vennootschap[Loterijverlies B.V., toevoeging rechtbank DH]
als portemonnee van de Stichting de inleggelden van de deelnemers besteedt op zodanige wijze dat dit strijdig is met het statutair omschreven doel van de Stichting. Het had tot de taak van Breton als bestuurder van de Stichting behoord de handelwijze van de vennootschap als haar ‘portemonnee’ te controleren en tegen de handelwijze van de vennootschap actie te ondernemen. Dat daarbij feitelijk sprake is van optreden tegen zichzelf als tevens de bestuurder van de vennootschap, maakt dit niet anders en is inherent aan de keuze voor een structuur met gescheiden rechtspersonen, maar met dezelfde bestuurder. Nu Breton niet aan haar verplichtingen als bestuurder heeft voldaan rijst hieruit het vermoeden dat Breton als bestuurder van de Stichting heeft gehandeld in strijd met de statuten.”
“de praktijken van Loterijverlies BV”(Tweede Kamer, vergaderjaar 2016-17, Aanhangsel van de Handelingen, 1124):
en de bv[Loterijverlies BV; toevoeging rechtbank]
aan de Claimcode? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet en wat is uw mening daarover?
Lijst 144.308”
“besluit van Staatsloterij tot het organiseren van een ‘Bijzondere trekking’ voor deelnemers die in de periode 2000-2008 misleid zijn”.
3.Het geschil in het incident ex artikel 843a Rv
4.Het geschil in de hoofdzaak
- Staatsloterij te veroordelen aan Loterijverlies B.V. de redelijke kosten te betalen die voornoemde deelnemers hebben moeten maken ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, bestaande uit (a) de
- Staatsloterij op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen 2 weken na het vonnis in de hoofdzaak aan Loterijverlies B.V. te overleggen de namen van alle bij haar aangesloten personen en een berekening voor ieder van hen van de bedragen die in het kader van het meespelen aan de diverse loten in voornoemde periode zijn betaald, vermeerderd met wettelijke rente, alsook van eventuele prijzen die in de betreffende periode aan deze personen zijn uitgekeerd;
- Staatsloterij te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
5.De beoordeling in het incident en in de hoofdzaak
Inleiding
“de omstandigheid dat belangenorganisaties in rechte kunnen optreden in aangelegenheden waar per individu geringe, maar in hun totaliteit aanzienlijke belangen in het spel zijn die, indien het initiatief aan het individu zelf wordt overgelaten, niet of onvoldoende worden beschermd; de omstandigheid dat voor belangenorganisaties de drempels in de toegang tot de rechter minder hoog zijn en dat van het collectief actierecht een belangrijke preventieve werking kan uitgaan.”(
Kamerstukken II, 1991-92, 22 486, nr. 3, p. 2).
Kamerstukken II, 2011-12, 33 126, nr. 3, p. 5, 12).
“Acht kan bijvoorbeeld worden geslagen op de overige werkzaamheden die de organisatie heeft verricht om zich voor de belangen van benadeelden in te zetten of op de vraag of de organisatie in het verleden ook daadwerkelijk in staat is gebleken de eigen doelstellingen te realiseren. Een aanwijzing kan voorts zijn het aantal benadeelden dat aangesloten is bij of lid is van de organisatie en de vraag in hoeverre benadeelden zelf de collectieve actie ondersteunen. Indien de hierboven genoemde claimcode tot stand is gekomen kan ook van betekenis zijn of de eisende organisaties aan de daarin opgenomen «principes» voldoet. Voorts kan bij een ad hoc opgerichte stichting van belang zijn of deze is opgericht door reeds bestaande organisaties die in het verleden succesvol de belangen van de betrokkenen hebben behartigd. Ook kan een aanwijzing zijn of de organisatie ter zake van de gebeurtenis waardoor velen gedupeerd zijn niet alleen voor de veroorzaker(s), maar bijvoorbeeld ook voor de overheid als gesprekspartner is opgetreden. Het optreden als spreekbuis in de media kan ook een aanwijzing zijn. Bij de vraag in hoeverre betrokkenen uiteindelijk baat hebben bij de collectieve actie ingesteld tegen een buitenlandse gedaagde, is van groot belang of een veroordelend vonnis daadwerkelijk ten uitvoer kan worden gelegd.”(
Kamerstukken II, 2011-12, 33 126, nr. 3, p. 12-13) Met betrekking tot de factor van de kennis en vaardigheden van de eisende organisatie heeft de wetgever onder meer toegelicht dat acht kan worden geslagen op de feitelijke werkzaamheden die de organisatie heeft verricht om zich voor de belangen van de benadeelden in te zetten.
Kamerstukken II, 2011-12, 33 126, nr. 3, p. 13).
Kamerstukken II, 2016-17, 34 608, nr. 3, p. 1). Het wetsvoorstel introduceert ontvankelijkheidseisen om een adequate vertegenwoordiging van gedupeerden in collectieve procedures te garanderen, nu zelfregulering door middel van de door vertegenwoordigers van belangenorganisaties opgestelde ‘Claimcode’ (zie ook onder 5.17) volgens de wetgever niet het gewenste effect heeft. De memorie van toelichting vermeldt hierover verder:
“Zeker nu dit voorstel tot doel heeft om één belangenorganisatie aan te wijzen die voor alle gedupeerden en alle andere partijen optreedt in de procedure, is de invoering van dergelijke aanvullende waarborgen gerechtvaardigd. Dit is in het belang van gedupeerden en van de aangesproken partij. Zij weten zo dat ze te maken hebben met kwalitatief goede organisaties die het belang van gedupeerden voorop hebben staan.”(
Kamerstukken II, 2016-17, 34 608, nr. 8 p. 6)
“deze ontvankelijkheidseisen […] voor alle soorten collectieve acties, dus zowel voor een collectieve actie die strekt tot schadevergoeding in geld als voor een collectieve actie die daartoe niet strekt. Een uitzondering is mogelijk voor bepaalde collectieve acties waarvoor niet nodig en niet redelijk is de verscherpte ontvankelijkheidseisen te stellen, zie het voorgestelde lid 6 van artikel 3:305a BW. Artikel 3:305a BW bevat de algemene ontvankelijkheidseisen voor het instellen van een collectieve vordering. Deze eisen zien op de inrichting van de belangenorganisatie en gelden zowel voor de reguliere collectieve actie als de collectieve schadevergoedingsactie. De eisen zijn opgenomen in de gewijzigde leden 1, 2, 3 en 5 van dit artikel.”(
Kamerstukken II, 2016-17, 34 608, nr. 8 p. 15-16)
“In onderdeel a wordt voorgesteld dat bestuurders betrokken bij de oprichting van een rechtspersoon en hun opvolgers, geen rechtstreekse of middellijk winstoogmerk mogen hebben, dat via de rechtspersoon wordt gerealiseerd. Hiermee worden één van de Aanbevelingen van de Juristengroep en Principe I van de Claimcode gecodificeerd. Achtergrond van deze bepaling is dat voorkomen moet worden dat oprichters of bestuurders kunnen beschikken over de gelden van de stichting of vereniging als ware het hun eigen gelden. Gewaarborgd moet worden dat met een batig liquidatiesaldo op verantwoorde wijze wordt omgegaan, bijvoorbeeld door uitkering aan de deelnemers van een stichting of aan een instelling in de zin van artikel 6.33, onderdeel b, van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (algemeen nut beogende instellingen).”
“het voeren van onderhandelingen namens [deelnemer] en namens [deelnemer] akkoord te gaan met concrete voorstellen die naar de inschatting vanStichting Loterijverliesin [deelnemer’s] voordeel zijn” en “alle andere (rechts)handelingen te verrichten dieStichting Loterijverliesin dit verband nuttig en/of nodig acht, waaronder het inschakelen van derden, zoals advocaten.”In dezelfde periode hebben de deelnemers aan het Loterijverlies-initiatief een Deelnemersformulier toegezonden gekregen. Dit formulier was (onder meer) bedoeld om deelnemers akkoord te laten gaan met de gewijzigde voorwaarden van 24 juli 2015. Het Deelnemersformulier, waarop het logo van
StichtingLoterijverlies prijkt, verkondigt op meerdere plaatsen uitdrukkelijk dat
StichtingLoterijverlies de gemachtigde partij is die (kort gezegd) ten behoeve van de deelnemers de verdere afwikkeling van de collectieve actie zal verzorgen en in dat verband jegens Staatsloterij zal optreden; Loterijverlies B.V. wordt in het formulier op geen enkele wijze als onderhandelings- of procespartij genoemd en is slechts als mede-afzender van het formulier vermeld.
(“het behartigen in en buiten rechte van de belangen van gedupeerden van kansspelen”) dan bij het meer algemeen omschreven statutaire doel van Loterijverlies B.V.
(“het verlenen van juridische bijstand aan gedupeerden van kansspelen”). Daar komt bij dat Loterijverlies B.V. naar haar aard (een besloten vennootschap) geen collectieve belangen zonder winstoogmerk behartigt. De rechtbank volgt daarom Staatsloterij in haar stelling dat zowel aangesloten deelnemers als wederpartij Staatsloterij ervan mochten uitgaan dat de belangen van de deelnemers exclusief werden behartigd door Stichting Loterijverlies.