ECLI:NL:RBDHA:2017:14400

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
C/09/539147 / KG ZA 17-1199
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie naar de Verenigde Staten met minderjarige

In deze zaak, die op 4 december 2017 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben de ouders van de minderjarige [minderjarige] een langdurige juridische strijd over de omgangsregeling. De vrouw, eiseres, heeft vervangende toestemming gevraagd om met de minderjarige naar de Verenigde Staten op vakantie te gaan. De man, gedaagde, heeft deze toestemming geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in persoon ter zitting is verschenen zonder advocaat, waardoor zijn eis in reconventie niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de vrouw vervangende toestemming verleend om met de minderjarige van 22 december 2017 tot en met 5 januari 2018 naar de Verenigde Staten te reizen. De rechtbank heeft overwogen dat de meest recente omgangsregeling, vastgesteld door het gerechtshof, moet worden nageleefd, maar dat er geen feiten zijn die een wijziging van deze regeling rechtvaardigen. De vrouw heeft geen belang meer bij haar verzoek met betrekking tot de herfstvakantie, aangezien deze inmiddels is verstreken. De rechtbank heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt, gezien de omstandigheden dat partijen met elkaar gehuwd zijn geweest.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/539147 / KG ZA 17-1199
Vonnis in kort geding van 4 december 2017
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. M.K. de Menthon Bake te Den Haag,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de brief d.d. 11 september 2017 van de man, met bijlagen;
- de brief d.d. 26 september 2017 van de man, met bijlagen;
- de brief d.d. 28 september 2017 van de vrouw, met bijlage;
- de brief d.d. 4 oktober 2017 van mr. D.J.B. Bosscher waarin hij zich voor de man stelt en een conclusie van eis in reconventie indient;
- de op 10 oktober 2017 gehouden mondelinge behandeling waarbij zijn verschenen: de vrouw, vergezeld van een tolk in de Engelse taal, mevrouw [de tolk] , en van haar advocaat voornoemd en de man in persoon. Ter terechtzitting zijn door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Bij brief van 10 oktober 2017 heeft mr. Bosscher de voorzieningenrechter namens de man gewraakt. Bij beslissing van 27 november 2017 is het verzoek tot wraking afgewezen.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest en zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te Den Haag (hierna: [minderjarige] ). De man is belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
2.2.
Partijen procederen veelvuldig over de omgangsregeling. In de meest recente beschikking, de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 15 maart 2017, overwoog het hof als volgt:

25. Het hof betreurt het zeer dat de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige] tot nu toe niet in staat zijn gebleken om de (gerechtelijke) strijd tussen hen te staken en zich te concentreren op wat werkelijk in het belang van hun minderjarige kind is. Zoals reeds aangegeven ter zitting kan van het hof niet worden verwacht dat het een omgangsregeling vaststelt die heeft te gelden tot aan het bereiken van de meerderjarigheid van de minderjarige. Wel is van belang dat er een regeling komt die zo min mogelijk aanleiding geeft tot discussie en die zoveel mogelijk aansluit bij de huidige regeling, omdat de minderjarige aan de huidige regeling in de afgelopen bijna vijf jaar gewend is geraakt. Het hof zal dan ook de volgende omgangsregeling vaststellen. Het week op/week af-schema en een verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte blijft gehandhaafd, met dien verstande dat de ouders hier alleen nog van kunnen afwijken indien zij dit samen overeenkomen. Is er geen overeenstemming, dan blijft het week op/week af-schema in stand. Vakanties en feestdagen worden eveneens bij helfte gedeeld, en ook hiervoor geldt dat afwijking alleen plaatsvindt indien beide ouders hiermee instemmen. Is er geen overeenstemming, dan geldt de verdeling bij helfte. Daar waar vakanties aansluiten op de reguliere omgangsweek betekent dit voor de ouder waar de minderjarige op dat moment verblijft dat er een aaneengesloten verblijf is van meerdere weken. Sluit de vakantie en/of feestdag niet aan op de reguliere omgangsweek, dan dient er een overdracht plaats te vinden. Het hof zal voorts vaststellen dat de wijze van verdeling van vakanties van meer dan een week per jaar zal afwisselen. Heeft de vader het ene jaar de eerste helft van de zomervakantie, dan heeft hij het jaar daarop de tweede helft. Dit geldt ook voor de feestdagen. Voor de kerstvakantie zal de verdeling per week plaatsvinden nu deze vakantie door de scholen zodanig wordt ingeroosterd dat in de eerste week de kerstdagen vallen en in de tweede week de oudejaarsviering. De kerstdagen worden derhalve niet verdeeld. Het primaire verzoek van de vader, zoals geformuleerd onder punt b1, zal worden afgewezen en worden vervangen door de hiervoor overwogen omgangsregeling. Daarmee komt het hof niet meer toe aan de inhoudelijke behandeling van het subsidiaire verzoek van de vader.
Het hof bepaalde in die beschikking – onder meer – als volgt:

bepaalt dat met ingang van 1 september 2017 de omgang tussen de moeder en de minderjarige en de verdeling van de vakanties en feestdagen zal zijn conform r.o. 25;

3.Ontvankelijkheid eis in reconventie

3.1.
Een eis in reconventie en een incidentele vordering kunnen alleen worden gedaan door een partij die bij advocaat is verschenen en kan alleen ter terechtzitting worden ingediend. In kort geding vindt het verschijnen van partijen ter terechtzitting plaats. Nu de man in persoon ter terechtzitting is verschenen en niet bij advocaat, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de eis in reconventie niet kan worden toegelaten.
De voorzieningenrechter zal de man derhalve niet ontvankelijk verklaren in de eis in reconventie.

4.Het geschil

4.1.
De vrouw vordert – zakelijk weergegeven – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: I. aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] op vakantie te gaan naar de Verenigde Staten van Amerika in de periode van – primair – 13 tot en met 22 oktober 2017, althans – subsidiair – 22 december 2017 tot en met 5 januari 2018 (overdracht);
II. te bepalen dat [minderjarige] de tweede week van de kerstvakantie 2017/2018, zijnde van 29 december 2017 tot en met 5 januari 2018 (overdracht) bij haar verblijft;
III. met veroordeling van de man in de proceskosten.
4.2.
Daartoe voert de vrouw – samengevat – het volgende aan. De vrouw wenst primair in de herfstvakantie, subsidiair in de kerstvakantie met [minderjarige] naar Amerika te gaan. Dit is in overeenstemming met de regeling zoals het hof die recentelijk heeft bepaald. De man weigert echter toestemming te geven, zonder daarvoor een gegronde reden te hebben. Overleg met de man heeft tot niets geleid. Zodoende is de vrouw, tegen haar zin, gedwongen tegen de man te procederen.
4.3.
De man voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de meest recente bij beschikking vastgestelde omgangsregeling moet worden nageleefd. Dit kan echter anders zijn indien nadien feiten zijn voorgevallen die maken dat de regeling niet in het belang van de minderjarige moet worden geacht en dat die regeling moet worden gewijzigd of daarvan moet worden afgeweken.
5.2.
In de onderhavige zaak is niet gebleken van feiten of omstandigheden die ertoe leiden dat moet worden afgeweken van de regeling zoals die door het Hof bij voormelde beschikking is vastgesteld. De voorzieningenrechter constateert dat, ondanks dat het Hof heeft getracht een regeling vast te stellen die zo min mogelijk aanleiding geeft voor discussie, partijen verschillen van mening over de uitleg van de beschikking van het Hof.
5.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het Hof heeft bepaald dat het week op/week af-schema en een verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte blijft gehandhaafd. Ten aanzien van de verdeling van de vakanties heeft het Hof overwogen dat als er geen overeenstemming is tussen partijen, de verdeling bij helfte geldt.
5.4.
Inmiddels is de herfstvakantie gepasseerd zodat de vrouw niet langer belang heeft bij een beslissing op haar primaire verzoek met betrekking tot de herfstvakantie. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat [minderjarige] –nu er geen andersluidende beslissing was- de herfstvakantie conform het week op/week af-schema bij de man heeft doorgebracht.
5.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat een verdeling van de vakanties waarbij [minderjarige] in het jaar 2017 de herfstvakantie bij de man verblijft en bij elk van partijen één week in de kerstvakantie er toe leidt dat de vakanties over het jaar 2017 niet bij helfte zijn gedeeld. Het Hof heeft echter uitdrukkelijk bepaald dat de verdeling van de vakanties bij helfte gehandhaafd blijft. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat, nu het Hof verwijst naar eerdere beslissingen en de term “handhaven” gebruikt, het Hof hiermee heeft bedoeld de verdeling van de vakanties per jaar vanaf 1 januari tot 31 december. Uit de beschikking van het Hof blijkt niet van een andere zienswijze. De voorzieningenrechter acht het voorts in het belang van [minderjarige] indien hij samen met de vrouw in de kerstvakantie zijn familie in Amerika kan bezoeken. De voorzieningenrechter ziet in het vorenstaande aanleiding het subsidiaire verzoek van de vrouw toe te wijzen en zal de vrouw de verzochte vervangende toestemming verlenen.
5.6.
Nu het subsidiaire verzoek zal worden toegewezen heeft de vrouw geen belang meer bij hetgeen zij onder II heeft verzocht zodat dit verzoek zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt hierbij ten overvloede dat uit het door de man bij brief van 11 september 2017 overgelegde week op/week af-schema volgt dat [minderjarige] de tweede week van de kerstvakantie, van 29 december 2017 tot en met 5 januari 2018 (overdracht) bij de vrouw zal verblijven.
5.7.
In de omstandigheid dat partijen met elkaar gehuwd zijn geweest, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in deze zaak van dit uitgangspunt af te wijken.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
verklaart de man niet-ontvankelijk in de eis in reconventie;
6.2.
verleent aan de vrouw vervangende toestemming, die de toestemming van de man vervangt, om van 22 december 2017 tot en met 5 januari 2018 met de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te Den Haag, af te reizen naar de Verenigde Staten van Amerika en daar te verblijven;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.F. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op
4 december 2017.
km