ECLI:NL:RBDHA:2017:14238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
NL17.12073
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Dominicaanse Republiek wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2017 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een burger van de Dominicaanse Republiek, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 2 november 2017 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij problemen had ondervonden met bendeleden in zijn thuisland, als gevolg van een one-night stand. Tijdens de zitting op 28 november 2017 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser voerde aan dat hij consistent had verklaard over zijn asielrelaas, maar de rechtbank oordeelde dat er aanzienlijke tegenstrijdigheden in zijn verklaringen waren. De rechtbank volgde de staatssecretaris in diens oordeel dat de gestelde problemen ongeloofwaardig waren, onder andere omdat eiser niet duidelijk kon maken wie hij precies te vrezen had en omdat zijn verklaringen over ontmoetingen met bendeleden inconsistent waren. De rechtbank concludeerde dat eiser zijn asielmotieven niet aannemelijk had gemaakt en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.12073

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

ProcesverloopBij besluit van 2 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.12074, plaatsgevonden op 28 november 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Blaauw, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer M.A. Vissers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1998 en afkomstig te zijn uit de Dominicaanse Republiek.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- eiser heeft verklaard [naam eiser] te heten, geboren op [geboortedatum 2] 1996 te [plaats] in de Dominicaanse Republiek. Eiser heeft tevens verklaard een burger te zijn van de Dominicaanse Republiek en geen religie aan te hangen;
- eiser heeft verklaard in de Dominicaanse Republiek problemen te hebben ondervonden met bendeleden als gevolg van een one-night stand met een meisje.
Verweerder volgt eiser in zijn gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst. Eisers verklaringen over zijn gestelde problemen met bendeleden na de gestelde one-night stand worden door verweerder echter ongeloofwaardig geacht.
3. Eiser voert ten aanzien van zijn asielrelaas, kort en zakelijk samengevat, aan dat hij over de kernpunten van zijn asielrelaas consistent heeft verklaard. Het is echter mogelijk dat er, na urenlange intensieve ondervragingen door verweerder over een heftige periode in zijn leven, sprake kan zijn van onduidelijkheden of zelfs discrepanties op detailniveau. Verweerder acht de gestelde problemen die eiser heeft ondervonden in de Dominicaanse Republiek echter ten onrechte ongeloofwaardig.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Verweerder heeft terecht geconstateerd dat er sprake is van tegenstrijdigheden over kernpunten van eisers asielrelaas. Eiser maakt niet inzichtelijk dat hij wetenschap heeft voor wie hij precies heeft te vrezen en hij verklaart tegenstrijdig over hoe hij te weten kwam dat de vriend van [persoon A] een bendelid zou zijn. Uit het nader gehoor blijkt dat eiser enerzijds verklaart dat hij van zijn neef hem zou hebben gehoord dat de vriend van [persoon A] een bendelid zou zijn, maar later in het gehoor verklaart eiser dat deze jongen dit zelf tegen hem zou hebben gezegd. Hij zou aan eiser ook de naam van de bende hebben gegeven, maar dit zou eiser door de schrik zijn vergeten. De rechtbank constateert dat eiser geen duidelijke verklaring geeft voor deze tegenstrijdigheid, wanneer verweerder hem daarmee confronteert. Eisers stelling in beroep, dat hij van verschillende mensen heeft gehoord wat voor soort persoon de vriend van [persoon A] is, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser ongerijmd heeft verklaard over de gebeurtenis op 12 april 2017, waarbij hij de leider van de bende (en dus de vriend van [persoon A]) opnieuw zou hebben gezien. Eiser verklaart eerst dat hij op weg terug van het huis van zijn neef de vriend van [persoon A] weer tegenkwam, bij het woonblok van eiser en dat hij met een groepje was. Later verklaart eiser dat hij alleen het groepje was tegengekomen. Verweerder kan voorts worden gevolgd in zijn conclusie dat het ongerijmd is dat de ‘watchy man’ (de conciërge), al dan niet gewapend, in zijn eentje tussen eiser en de door eiser gestelde gevaarlijke bende in komt, en eiser zonder problemen naar zijn woning kan gaan. Voorts heeft verweerder het ongerijmd mogen achten dat eiser de bende na zijn eerste confrontatie nog drie keer is tegengekomen op een openbare plek, maar dat er toen geen problemen zijn ontstaan. Dit komt niet overeen met eisers verklaring dat hij was ondergedoken omdat hij vreesde voor zijn leven. Voorts heeft eiser zijn stelling, dat hij aangifte heeft geprobeerd te doen bij de politie, niet onderbouwd. Eisers beroepsgrond, dat hij over de kernpunten van zijn relaas consistent heeft verklaard, slaagt niet.
4.2
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hetgeen is overwogen omtrent de ontmoeting met [persoon A] niet meer wordt tegengeworpen. Dat hiermee, zoals eiser stelt, tot een andere uitkomst van de geloofwaardigheidsbeoordeling zou moeten leiden, kan de rechtbank niet volgen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het element waarbij dit onderdeel hoorde, de gestelde ondervonden problemen met de bende, desondanks ongeloofwaardig kan worden geacht. Zoals hiervoor is overwogen, heeft eiser zijn gestelde problemen met de bende niet aannemelijk gemaakt.
4.3
Verweerder heeft voorts aan eiser mogen tegenwerpen dat hij tijdens zijn verhoor bij de Koninklijke Marechaussee op 16 oktober 2017 heeft verklaard dat hij naar Nederland was gekomen om te werken. Ook heeft eiser verklaard dat hij van plan was om in Nederland te blijven omdat hij hier vrienden heeft. In beroep voert eiser aan dat hij bij aankomst in Nederland weliswaar had aangegeven vrienden te willen bezoeken en te willen werken, maar dat het eigenlijk zijn bedoeling was om naar Spanje door te reizen waar zijn moeder woont. De rechtbank stelt vast dat dit niet strookt met hetgeen uit het genoemde proces-verbaal blijkt. Eisers stelling in beroep dat hij wilde doorreizen naar Spanje strookt voorts niet met eisers standpunt in de zienswijze, dat hij in de veronderstelling was dat hij zou kunnen werken in ruil voor een asielvergunning. Het voorgaande doet derhalve afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers asielmotieven.
5. Hetgeen de gemachtigde van eiser ter zitting heeft aangevoerd met betrekking tot zijn gesprek met de consul van de Dominicaanse Republiek kan niet leiden tot een gegrond beroep. Daartoe overweegt de rechtbank dat de enkele verklaring ter zitting onvoldoende is. De gemachtigde van eiser heeft ter onderbouwing van het gesprek geen stukken overgelegd.
6. Eiser heeft geen gronden ingediend tegen het inreisverbod.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel