ECLI:NL:RBDHA:2017:14234

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
NL17.3454
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas van eiseres met betrekking tot bedreigingen en blasfemie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eisers, een gezin bestaande uit een moeder en haar minderjarige kinderen, asiel hebben aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft hun aanvragen afgewezen, omdat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig werd geacht. Eisers hebben aangevoerd dat eiseres als koranlerares in Afghanistan werd bedreigd na het bespreken van het christendom tijdens een les. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is, onder andere omdat eiseres geen eerdere problemen heeft ondervonden tijdens haar werk als koranlerares. De rechtbank heeft ook de waarde van een rapport van een externe deskundige en een verklaring van de school waar eiseres lesgaf in twijfel getrokken, en geconcludeerd dat deze niet voldoende bewijs leveren voor de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL17.3454 en NL17.3457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2017 in de zaak tussen

[eiseres], (eiseres), mede namens haar minderjarige kinderen

[kind 1], geboren [geboortedatum] 2001
[kind 2],geboren [geboortedatum] 2003
[kind 3],geboren [geboortedatum] 2007
[kind 4],geboren [geboortedatum] 2014
en
[eiser], (eiser)
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. J.E. Hamann),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Groenendijk).

ProcesverloopBij besluiten van 24 mei 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2017. De beroepen zijn gelijktijdig behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw F. Flippo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben, kort samengevat, aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat eiseres op een school koranlessen gaf aan meisjes van ongeveer veertien jaar oud. Eind augustus 2015 heeft eiseres een vraag van een leerling over Jezus klassikaal behandeld. Zij heeft de in de koran vermelde positie van Jezus ten opzichte van de Islam uitgelegd. De volgende dag kwam een groep vaders verhaal halen op school en is eiseres met de dood bedreigd. Op de dorpsraad is aan eiser verteld dat eiseres moest worden gestraft wegens het bijbrengen van christelijke zaken aan kinderen. Volgens eiseres zijn dit echter leugens en wordt zij vals beschuldigd van blasfemie. De mullah heeft in de moskee gezegd dat het gerechtvaardigd is dat eiseres zou worden gedood. Toen eisers erachter kwamen dat de Taliban zich met de zaak bemoeide, zijn zij uit hun land gevlucht.
2. Het asielrelaas van eisers bevat, samengevoegd, volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- eisers identiteit en nationaliteit. Eisers stellen Tadzjiek te zijn en soennitisch moslim te zijn.
- eiseres was werkzaam als koranlerares in het dorp [dorp]. Eiseres en haar man (eiser) hebben problemen ondervonden nadat was gezegd dat eiseres zaken tegen de Islam verkondigde. Hierdoor hebben zij Afghanistan moeten verlaten.
3. Verweerder volgt eisers in hun gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder acht het ook geloofwaardig dat eiseres gedurende vier jaar koranles heeft gegeven in het dorp [dorp]. Dat eiseres en haar man problemen hebben ondervonden vanwege haar lessen acht verweerder echter ongeloofwaardig.
5. Eisers stellen, kort samengevat, dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd en dat de besluiten onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiseres verwijst naar het algemeen ambtsbericht over Afghanistan van november 2016, waarin staat dat het niet ongebruikelijk is dat mensen wegens (vermeende) godslastering worden vervolgd. Dit wordt ook bevestigd door de door eiseres ingeschakelde externe deskundige, [persoon A]. Voorts heeft eiseres een verklaring overgelegd van de school waar zij lesgaf. Hierin wordt bevestigd dat eiseres op 20 augustus 2015 met de dood is bedreigd omdat men ervan overtuigd was dat zij het christendom in de klas onderwees. Het bevreemdt eisers dat het verhaal van eiser niet bij de beoordeling betrokken is, terwijl eiser uitvoerig heeft verteld over de problemen die hij heeft gehad nadat zijn vrouw werd beschuldigd van blasfemie. Dit is volgens eisers in strijd met de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling zoals die is neergelegd in Werkinstructie 2014/10.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is. Daartoe heeft verweerder mogen betrekken dat eiseres gedurende vier jaar koranlessen gaf op school en dat zij daarmee nog niet eerder problemen heeft ondervonden. Ook heeft verweerder bij zijn standpunt mogen betrekken dat eiseres heeft verklaard dat zij een streng praktiserend moslim is. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het betreffende veertienjarige meisje eiseres heeft beschuldigd van blasfemie. Het ter zitting gestelde, dat de familie van het meisje bij de Taliban hoort en dat een veertienjarig meisje in Afghanistan wordt gezien als veel ouder en volwassener dan een veertienjarig meisje in Nederland, is onvoldoende om anders te oordelen. Voorts heeft verweerder het opvallend mogen achten dat eiseres vervolgd en gedood zou mogen worden, zonder dat er enige navraag bij haarzelf is gedaan of bij haar echtgenoot of de school, over de vermeende blasfemie.
6.2.
Eisers hebben een rapport van [persoon A] overgelegd. [persoon A] plaatst het incident van eisers in de culturele context van Afghanistan. De rechtbank is ten aanzien van dit rapport van oordeel dat verweerder terecht niet de waarde aan dit rapport heeft gehecht die eisers daaraan gehecht zouden willen zien. Dat [persoon A] een beoordeling van de casus heeft gegeven aan de hand van diverse bronnen en deze plaatst in de culturele context laat onverlet dat het aan verweerder is om de geloofwaardigheid van het relaas te beoordelen. Verweerder heeft zich daarbij terecht op het standpunt gesteld dat het feit dat het relaas kan passen binnen de culturele context van Afghanistan niet betekent dat het relaas daarmee geloofwaardig is.
6.3.
Verweerder heeft zich eveneens terecht op het standpunt gesteld dat aan de door eiseres overgelegde verklaring van de school geen waarde gehecht kan worden. Verweerder heeft daarbij terecht betrokken dat de verklaring op verzoek van eiseres is opgemaakt en derhalve niet als objectief kan worden gezien.
6.4.
Niet wordt betwist dat het relaas van eiser samenhangt met dat van eiseres. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat nu het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig wordt geacht, het asielrelaas van eiser daarmee ook ongeloofwaardig is. Dat eiser uitvoerig heeft verklaard over de problemen die hij heeft gehad nadat zijn vrouw werd beschuldigd van blasfemie, maakt dit niet anders. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de kern van het relaas, namelijk dat eiseres wordt beschuldigd van blasfemie en dat zij daardoor problemen heeft ondervonden, ongeloofwaardig is. Verweerder heeft daarbij niet in strijd gehandeld met Werkinstructie 2014/10 met betrekking tot de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2017
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel