ECLI:NL:RBDHA:2017:14233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse eiser met problemen door de Taliban en etnische achterstelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een Afghaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser, geboren in 1992, heeft zijn asielaanvraag ingediend op 8 december 2015, waarbij hij aanvoert problemen te hebben met de Taliban vanwege de uithuwelijking van zijn zus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser en zijn moeder zich hebben verzet tegen deze uithuwelijking, wat heeft geleid tot een gewelddadige confrontatie met de Taliban. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat de verklaringen van de eiser over de problemen met de Taliban niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder zijn etnische achtergrond als Oezbeek en de verslaving van zijn vader, niet overtuigend gevonden.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser onvoldoende concrete informatie heeft verstrekt over de man aan wie zijn zus zou zijn uitgehuwelijkt en dat hij niet in staat is geweest om de omstandigheden rondom deze uithuwelijking duidelijk te maken. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie en rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch, maar concludeert dat de algehele veiligheidssituatie in Afghanistan niet zodanig is verslechterd dat de eiser een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.