ECLI:NL:RBDHA:2017:14121
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit voor Ghanese vreemdeling en de rechtsgeldigheid van de opgelegde termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Ghanese vreemdeling en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling, die al dertien jaar onrechtmatig in Nederland verbleef, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat op 25 juni 2017 door de Staatssecretaris was genomen. Dit besluit hield in dat de vreemdeling binnen 28 dagen Nederland diende te verlaten. De vreemdeling voerde aan dat hij geen reisdocumenten had en dat er bijzondere omstandigheden waren, zoals de zorg voor zijn twee minderjarige kinderen, die een langere vertrektermijn rechtvaardigden.
De rechtbank overwoog dat de vreemdeling terecht onder de werking van de Terugkeerrichtlijn valt, aangezien hij illegaal in Nederland verblijft. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de terugkeertermijn van 28 dagen terecht had opgelegd, gezien de lange periode van onrechtmatig verblijf van de vreemdeling. De rechtbank benadrukte dat de vreemdeling de mogelijkheid had om een verzoek tot verlenging van de vertrektermijn in te dienen, maar dat hij al voldoende tijd had gehad om zijn vertrek te regelen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenveroordeling af.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.