ECLI:NL:RBDHA:2017:14118
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse politieagent wegens ongeloofwaardige verklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Iraakse nationaliteit, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de verklaringen van de eiser over zijn asielrelaas als ongeloofwaardig werden beschouwd. Eiser, geboren in 1984, had gesteld dat hij als politieagent in Irak was overgeplaatst naar een gebied om te vechten tegen IS, maar dat hij weigerde om burgers te deporteren en daardoor bedreigd werd door een militie. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser inconsistent en tegenstrijdig waren, wat leidde tot de conclusie dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser beoordeeld en vastgesteld dat er verschillende elementen waren die niet klopten. Eiser had bijvoorbeeld verklaard dat hij getuige was van geweld, maar zijn verklaringen hierover waren niet consistent. Ook was het opmerkelijk dat hij Irak op legale wijze had kunnen verlaten, terwijl hij stelde dat hij gezocht werd door de autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de uitspraak.