ECLI:NL:RBDHA:2017:14115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4998
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot niet-wijziging van WIA-uitkering wegens vermeende volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid

Op 30 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.A. Spek, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door M. Alsemgeest. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 14 juni 2017, waarin haar bezwaar tegen het primaire besluit van 4 november 2016 ongegrond werd verklaard. Dit primaire besluit hield in dat de uitkering van eiseres op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) niet werd gewijzigd. Eiseres, die sinds 10 mei 2012 ziek is, betoogde dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank baseerde haar oordeel op rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerden dat verbetering van de belastbaarheid niet uitgesloten was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiseres geen recht had op een Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering). De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/4998

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2017 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.A. Spek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M.Alsemgeest).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) niet gewijzigd.
Bij besluit van 14 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De gronden zijn later aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2017.
Eiseres is verschenen, vergezeld van een begeleider van Impegno en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres, laatstelijk van 31 juli 1999 tot 31 januari 2011 werkzaam als administratief medewerkster voor gemiddeld 30,8 uren per week, heeft zich op 10 mei 2012 ziekgemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Zij ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiseres heeft op 5 maart 2014 een aanvraag ingediend om een uitkering ingevolge de Wet WIA. Bij besluit van 29 april 2014 heeft verweerder aan eiseres per 8 mei 2014 tot 25 juni 2015 op grond van de WIA een loongerelateerde WGA-uitkering (Regeling werkhervatting arbeidsgeschikten) toegekend, waarbij eiseres is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%. Dit besluit is bij besluit van 22 juli 2014 gehandhaafd. Het hiertegen door eiseres ingediende beroep is bij uitspraak van 10 december 2014 door deze rechtbank gegrond verklaard. Bij besluit van 25 maart 2015 is de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres op 25 juni 2015 beëindigd en omgezet in een WGA vervolguitkering. Bij besluit van 4 mei 2015 is de WGA vervolguitkering vanaf 1 juli 2015 omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Laatstelijk is bij besluit van 21 mei 2015 aan eiseres per 25 juni 2015 een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Per 2 mei 2016 heeft eiseres aangegeven dat haar gezondheid is verslechterd, wat heeft geleid tot de onder ‘Procesverloop’ genoemde besluitvorming.
2. Met het bestreden besluit wordt de WIA-uitkering van eiseres niet gewijzigd. Dit besluit is gestoeld op rapporten van de verzekeringsarts van 1 september 2016 en van
3 november 2016 en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van
7 juni 2017. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is als gevolg van een operatie die op korte termijn zou plaatsvinden en omdat verslechtering te verwachten is. Volgens verweerder is te verwachten dat de meeste klachten van eiseres met behandeling zullen verbeteren. Van duurzame en volledige arbeidsongeschiktheid is dan ook geen sprake, zodat de eiseres volgens verweerder niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering (Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten).
3. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Zij voert hiertoe -samengevat- aan dat zij niet alleen volledig maar ook duurzaam arbeidsongeschikt is. Er is sprake van een medisch verslechterde situatie en van een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat. Voorts is een brief van PsyQ wel benoemd door de verzekeringsarts b&b maar niet besproken. Bij eiseres is de diagnose ADHD gesteld. Zij is psychisch niet zelfredzaam. Ten aanzien van de lichamelijke klachten geldt dat er sprake is van chronische klachten en deels van klachten die nog wel behandelbaar zijn. Er is volgens eiseres sprake van een situatie van duurzaam geen benutbare mogelijkheden. Ter onderbouwing van haar beroep heeft eiseres een brief van Parnassia van 18 januari 2017 overgelegd.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank ziet zich daarom uitsluitend voor de vraag geplaatst of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten en daarmee terecht heeft geoordeeld dat geen sprake is van duurzaamheid van de volledige arbeidsongeschiktheid.
5. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens het bepaalde in artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Ingevolge het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
6.1
Voor het onderzoek naar de vraag of sprake is van duurzaamheid heeft verweerder een beoordelingskader, genaamd “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen” (het beoordelingskader), vastgesteld. Ingevolge dit beoordelingskader worden arbeidsbeperkingen duurzaam genoemd als:
a. verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of
b. verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks is te verwachten.
Door de verzekeringsarts wordt aan de hand van een stappenplan een prognose over de arbeidsbeperkingen van een betrokkene gegeven, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment van de beoordeling.
6.2
Voorts bevat het beoordelingskader, voor zover van belang, het volgende:
“De verzekeringsarts spreekt zich uit over de prognose van de arbeidsbeperkingen van cliënt, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment van de beoordeling.
De verzekeringsarts doorloopt hierbij de volgende stappen:
Stap 1: De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als sprake is van:
a.. een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of
b.. een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden.
Stap 2: Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht. De verzekeringsarts gaat na of één van de volgende twee mogelijkheden aan de orde is:
a.. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden;
b.. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.
Als voor de keuze tussen 2.a en 2.b doorslaggevende argumenten ontbreken gaat de verzekeringsarts uit van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.”
7. De rechtbank neemt voornoemd beoordelingskader van verweerder tot uitgangspunt. Daarbij overweegt de rechtbank dat de inschatting van de verzekeringsartsen van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
8.1
Aan het standpunt van verweerder dat bij eiseres geen sprake is van duurzaamheid van de volledige arbeidsongeschiktheid liggen de vermelde rapporten onder rechtsoverweging 2. ten grondslag.
8.2
De rechtbank ziet aanleiding om het verzekeringsgeneeskundige oordeel ten aanzien van de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen van eiseres te onderschrijven. Zo heeft de verzekeringsarts aangegeven dat eiseres tijdelijk geen benutbare mogelijkheden heeft, omdat zij op korte termijn aan galstenen geopereerd zal worden en dat de arbeidsbelemmeringen derhalve niet duurzaam zijn. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport aangegeven dat hij het eens is met de conclusie van de verzekeringsarts. Bij een herbeoordeling wordt de belastbaarheid weer vastgesteld waarbij het mogelijk is dat eiseres minder dan 80% arbeidsongeschikt zal zijn, aldus de verzekeringsarts b&b. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b te twijfelen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten ervaart, komt in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende waarde toe. Ook de in beroep overgelegde brief van Parnassia van 18 januari 2017 maakt dit niet anders. Deze informatie was immers al bekend en is meegewogen door de verzekeringsarts b&b.
9. Op grond van het vorenstaande en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat de medische situatie van eiseres op de datum in geding overeenkwam met de situatie, zoals omschreven in stap 2 van het beoordelingskader, voor het geval dat er met het oog op die datum geen doorslaggevende argumenten zijn voor de keus tussen de stappen 2.a en 2.b. In dat geval wordt uitgegaan van stap 2. Dit betekent dat verweerder zich bij het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres vanaf 2 mei 2016 niet is gewijzigd en er geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid.
10. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat voor eiseres ingevolge artikel 4 van de Wet WIA geen recht op een IVA-uitkering is ontstaan. Dit betekent dat de beroepsgronden van eiseres zoals uiteengezet onder rechtsoverweging 3. geen doel treffen.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.S.M. Lubbe, rechter, in aanwezigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
30 november 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.