Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 september 2017;
- de akte houdende producties van de zijde van ZigZac van 27 september 2017, met producties 1 tot en met 12;
- de incidentele vordering tot rolvoeging ex artikel 220 tot en met 222 Rv
2.Het geschil in de hoofdzaak
3.Het geschil in het voegingsincident
4.De beoordeling in het voegingsincident
“formeel niet juist is”dat ZigZac in de onderhavige procedure thans nog een incidentele vordering tot voeging instelt
“van de Jongste in de Oudste procedure”, aangezien
“de Jongste procedure later is aangebracht dan de oudste procedure”. Waar een vordering tot voeging moet worden gedaan bij de eerste gelegenheid dat de desbetreffende partij aan het woord is, had ZigZac de gewenste voeging van de
“Jongste procedure in de Oudste procedure”meteen in haar inleidende dagvaarding of uiterlijk in het nadien gevolgde herstelexploit moeten doen, aldus nog steeds Fatboy, die haar betoog overigens besluit met de opmerking dat het ook naar haar mening wenselijk is dat beide procedures gezamenlijk worden behandeld. Zij verzoekt de rechtbank daarom de vordering in het incident toch toe te wijzen dan wel op verzoek van partijen een rolvoeging te gelasten.
“Oudste procedure”en de
“Jongste procedure”. In de randnummers 1 en 7 van haar conclusie van antwoord in het incident lijkt zij immers de onderhavige zaak als de
“Oudste procedure”te duiden, terwijl zij deze zaak in randnummer 6 juist weer als de
“Jongste procedure”lijkt te zien, daarbij kennelijk aanhakend bij de eerste roldatum. Dit laatste is overigens onjuist omdat voor de beantwoording van de vraag welke van de twee zaken de “oudste” is, gekeken moet worden naar het moment waarop deze aanhangig zijn gemaakt. Beslissend daarvoor is - als uitgangspunt - niet de eerste roldatum, maar de datum van dagvaarding (vgl. artikel 125 Rv). Hiervan uitgaande, dient de onderhavige zaak te worden aangemerkt als de
“Oudste procedure”.
verschillende gerechten, maar om een situatie waarin tussen dezelfde partijen samenhangende zaken aanhangig zijn binnen
hetzelfde gerecht. Op een dergelijke situatie is artikel 222 Rv van toepassing. Op grond van dit artikel kan ook in de
“Oudste procedure”door de eiser bij incidentele conclusie voeging met de
“Jongste procedure”worden gevorderd, zolang door de gedaagde in die
“Oudste procedure”nog geen conclusie van antwoord is genomen (vgl. artikel 222 lid 1 en 2 Rv j˚ artikel 220 lid 2 Rv). Aangezien Fatboy in de onderhavige zaak nog niet van antwoord heeft gediend, moet de conclusie dan ook zijn dat ZigZac haar incidentele vordering tijdig en op de juiste wijze heeft ingesteld.