ECLI:NL:RBDHA:2017:14073

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
09-827716-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd in Noordwijk en Zoeterwoude

Op 30 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld in vereniging. De zaak betreft twee incidenten: het eerste vond plaats op 21 mei 2016 in Noordwijk en het tweede op 29 maart 2015 in Zoeterwoude. Tijdens beide uitgaansavonden was de verdachte samen met vrienden betrokken bij vechtpartijen waarbij slachtoffers gewond raakten. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 9 februari 2017 en 16 november 2017, waarbij de officier van justitie mr. I. Doves en de raadsman van de verdachte, mr. S.V. Hendriksen, aanwezig waren.

De tenlastelegging omvatte openlijke geweldpleging tegen twee slachtoffers, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte heeft bekend deelgenomen te hebben aan beide geweldsincidenten. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 68 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2], tot een bedrag van € 3.094,11, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen en de overige vorderingen afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/827716-16 (ter berechting gevoegd: 09/075676-15)
Datum uitspraak: 30 november 2017
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 9 februari 2017 (pro forma) en 16 november 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Doves en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. S.V. Hendriksen , advocaat te Leiden, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2016 te Noordwijk met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Oude Zeeweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
  • het vastpakken van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) van de fiets trekken van die [slachtoffer] en/of
  • het slaan/stompen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] op de grond is gevallen en/of
  • (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) het schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
ter berechting gevoegd parketnummer 09/075676-15:
hij op of omstreeks 29-03-2015 te Zoeterwoude openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Nieuweweg, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit:
  • het duwen tegen en/of trekken aan die [slachtoffer 2] en/of
  • het slaan en/of stompen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
  • het schoppen/trappen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen lichaam van die [slachtoffer 2] .

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte is op 21 mei 2016 in Noordwijk en op 29 maart 2015 in Zoeterwoude samen met een groep vrienden uit geweest in de uitgaansgelegenheden ‘ [naam] ’ respectievelijk ‘ [naam] ’. Beide uitgaansavonden zijn na een confrontatie geëindigd in een vechtpartij op de openbare weg gericht tegen respectievelijk [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ).
Verdachte wordt verdacht betrokken te zijn geweest bij deze vechtpartijen (openlijk geweld).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen zal worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Omdat verdachte heeft bekend deelgenomen te hebben aan beide tenlastegelegde openlijke geweldplegingen, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van verdachte geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de hierna vermelde bewezen verklaarde feiten heeft begaan, op de hierna vermelde bewijsmiddelen:
ten aanzien van feit 1 (openlijke geweldpleging op 21 mei 2016 in Noordwijk) [1]
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2017, inhoudende:
  • proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 22 mei 2016, met bijlagen
- proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 oktober 2016 [3] ;
- proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 31 oktober 2016 [4] ;
- proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 4 november 2016 [5] ;
ten aanzien van feit 2 (openlijke geweldpleging op 29 maart 2015 in Zoeterwoude) [6]
- proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 18 april 2015:
“(…) Ik heb die persoon een trap gegeven. (…) Deze jongen is daardoor gevallen en kwam op de grond terecht. (…) Ik kan u zeggen wie hierbij aanwezig waren, dat waren [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] (…) heb ik gezien dat in ieder geval [medeverdachte 5] aan het vechten was. Verder heb ik gezien dat [medeverdachte 4] aan het vechten was. (…) Ik zag dat zij aan het schoppen en slaan waren. (…) Daarna heb ik die jongen ook een schop op zijn lichaam gegeven. (…) [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en ik hebben geweld gebruikt tegen die jongen die op de grond lag. (…)” [7]
- proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 19 april 2015:
“(…) [medeverdachte 5] . Van hem heb ik gezien dat hij meerdere malen schopte tegen die jongen die op de grond lag. Ik zag dat hij meerdere malen tegen zijn hoofd schopte. (…) Ik hoorde op een gegeven moment een meisjes stem roepen dat [medeverdachte 1] moest stoppen. (…)” [8]
- proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 1 april 2015 [9] ;
- proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 19 april 2015. [10]
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
ten aanzien van feit 1
hij op 21 mei 2016 te Noordwijk met anderen op de openbare weg, de Oude Zeeweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
  • het slaan/stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] op de grond is gevallen en
  • (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) het schoppen/trappen tegen het hoofd en tegen het gezicht en tegen het lichaam van die [slachtoffer] ;
ten aanzien van feit 2
ter berechting gevoegd parketnummer 09/075676-15:
hij op 29
maart2015 te Zoeterwoude openlijk op de openbare weg, de Nieuweweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit:
  • het duwen tegen die [slachtoffer 2] en
  • het slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en
  • het schoppen tegen het hoofd en/of
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, dat - gelet op de leeftijd van verdachte - niet gering is geweest. Daarbij komt volgens de verdediging dat verdachte ook twee maanden een enkelband heeft gehad. Aangezien de reclassering geen toezicht adviseert, ziet de verdediging voorts geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal openlijke geweldplegingen, telkens na afloop van een uitgaansavond. In beide gevallen werd, naar aanleiding van een eerder conflict, door verdachte en zijn medeverdachten de gewelddadige confrontatie gezocht met het slachtoffer. Beide slachtoffers hebben als gevolg daarvan letsel opgelopen. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededaders een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onveiligheid bij zowel de directe slachtoffers als bij omstanders die van het geweld getuige zijn geweest. Uit de verklaring van één van de slachtoffers blijkt dat hij zeer onder de situatie heeft geleden. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een bijdrage heeft geleverd aan dit geweld.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van GGZ reclassering Palier van 30 oktober 2017. Uit dit rapport volgt dat de reclassering in het geval van een veroordeling adviseert een (deels) voorwaardelijke werkstraf of geldboete op te leggen, met toepassing van het volwassenenstrafrecht. Volgens de reclassering heeft tijdens het schorsingstoezicht gedragsverandering bij verdachte plaatsgevonden, waarbij het maximaal haalbare is bereikt. Voortzetting van het toezicht heeft hierdoor geen meerwaarde.
De strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte eerder voor een geweldsmisdrijf is veroordeeld, zoals blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie van 15 november 2017, en rekening houdend met de straffen die in het algemeen voor dergelijke misdrijven plegen te worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de op te leggen straf in elk geval een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur zal moeten inhouden. De rechtbank zal een aanzienlijk deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met als doel recidive te voorkomen. De rechtbank acht het niet noodzakelijk verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij wordt in het voordeel van verdachte meegewogen dat hij in deze procedure zijn verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen en dat er blijkens het reclasseringsrapport inmiddels een gedragsverandering heeft plaatsgevonden. Om toch voldoende recht te doen aan de ernst van de feiten, zal naast de op te leggen deels voorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 68 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en daarnaast een taakstraf voor de tijd van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering tot schadevergoeding
[slachtoffer 2] heeft zich in de zaak met parketnummer 09/075670-15 als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van in totaal € 4.094,11. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade (€ 2.594,11) en immateriële schade (€ 1.500,--), te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, met dien verstande dat de gevorderde immateriële schade wordt gematigd tot een bedrag van € 500,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering met betrekking tot de materiele schade niet-ontvankelijk te verklaren aangezien de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Van de begrote tandartskosten is immers niet duidelijk in hoeverre deze kosten door de verzekeraar worden vergoed. Uit praktisch oogpunt maakt de verdediging geen onderscheid tussen de begrote tandartskosten en de overige materiele schadeposten. Ten aanzien van de immateriële schade is verdachte bereid zijn bijdrage aan de vergoeding van deze schade te leveren, waarbij de verdediging heeft verzocht de toe te kennen schadevergoeding gelijkelijk over verdachte en zijn mededaders te verdelen in plaats van hoofdelijk.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vast staat dat de boventand van de benadeelde partij ten gevolge van het incident is afgebroken, waarvoor hij op 7 april 2015 een tandheelkundige behandeling heeft ondergaan, waarvan een bedrag van € 36,23 niet aan hem is vergoed. Op 30 april 2015 heeft een wortelkanaalbehandeling plaatsgevonden aan “element 36” (eerste grote linkeronderkies) voor een bedrag van in totaal € 151,55. Uit de verklaring van de tandarts van 26 mei 2015 blijkt voorts dat de benadeelde partij een zenuwbehandeling heeft ondergaan aan zijn gebroken kies, veroorzaakt door de klap die hij daarop had gekregen. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee het causaal verband tussen de schade aan de kies en het geweldsincident op 29 maart 2015 vast. De opgevoerde tandartskosten van in totaal € 187,78 komen dan ook voor vergoeding in aanmerking. Uit de overgelegde begrotingen van 20 oktober 2017 (element 36: eerste grote linkeronderkies: € 492,84) en 24 oktober 2017 (element 21: grote linkerboventand: €1.687,69) volgt dat de tand zal worden vervangen door een implantaat en een kroon en dat op de kies een kroon zal worden geplaatst. Gelet op het aangetoonde causaal verband tussen het letsel en het geweldsincident en de toelichting op het letsel door de benadeelde partij ter terechtzitting acht de rechtbank deze begrote tandartskosten aannemelijk, alleszins redelijk en derhalve toewijsbaar. De omstandigheid dat de tandartskosten mogelijk (deels) voor vergoeding in aanmerking komen, hetgeen door de benadeelde partij is betwist, doet aan dit oordeel niet af.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid een bedrag van € 500,-- toewijzen en de vordering voor het overige deel afwijzen.
Dit betekent dat de rechtbank de vordering hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van in totaal € 3.094,11. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat in het geval van meerdere daders een vordering hoofdelijk voor het gehele schadebedrag wordt toegewezen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 29 maart 2015 hoofdelijk toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de schade die door voornoemd bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.094,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] .
Het vorenstaande brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
68 (achtenzestig) dagenniet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt verdachte voorts tot
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
100 (honderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
50 (vijftig) dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 3.094,11, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
wijst de vordering tot schadevergoeding voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.094,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.J. van de Kar, voorzitter,
mr. P.J. Schreuder, rechter,
mr. H.J. Doets, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Huisman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016141535, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, districtsrecherche Leiden-Bollenstreek (doorgenummerd blz. 1 t/m 241).
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] over het geweldsincident op 21 mei 2016 te Noordwijk (Oude Zeeweg) d.d. 22 mei 2016 (blz. 133, alinea 3 en 4), met bijlagen: verslag spoedeisende hulp (blz. 135-137) en foto’s (blz. 139-144).
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] over het incident op 21 mei 2016 te Noordwijk (Oude Zeeweg) d.d. 31 oktober 2016 (blz. 57, alinea 7, 8 en blz. 58, alinea 7-10).
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] over het incident op 21 mei 2016 te Noordwijk (Oude Zeeweg) d.d. 31 oktober 2016 (blz. 107, alinea 11).
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] over het incident op 21 mei 2016 te Noordwijk (Oude Zeeweg) d.d. 4 november 2016(blz. 234, alinea 1 en 3).
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015096032, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Zuid (doorgenummerd blz. 1 t/m 178).
7.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 18 april 2015 over het incident op 29 maart 2015 te Zoeterwoude (blz. 122, alinea 3, 5, 10 en blz. 123, alinea 1 en 3).
8.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 19 april 2015 (blz. 128, alinea 5 en 7).
9.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 1 april 2015 over het incident op 29 maart 2015 te Zoeterwoude (blz. 12 alinea 7-9 en blz. 13, alinea 1, 5 en 7), met bijlagen: foto’s (blz. 15-17), specialistenbericht (blz. 20-22) en foto’s (blz. 23-34).
10.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 19 april 2015 over het incident op 29 maart 2015 te Zoeterwoude (blz. 157, alinea 9, blz. 158, alinea 4).