ECLI:NL:RBDHA:2017:14068

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
09/807907-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging, bedreiging, belediging van ambtenaren en poging tot straatroof

Op 30 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere geweldsdelicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen verschillende slachtoffers op diverse data, waaronder 21 mei 2016 in Noordwijk en 29 maart 2015 in Zoeterwoude. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor bedreiging met een mes, belediging van politieambtenaren en wederspannigheid. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen en proces-verbaal, waarbij de verdachte in sommige gevallen heeft bekend. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de gewelddadige daden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van een passende straf en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/807907-16 (gevoegd: 09/075670-15, 09/086194-15, 09/827394-15) en 09/220981-16
Datum uitspraak: 30 november 2017
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 9 februari 2017 (pro forma) en 16 november 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Doves en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. W.J. Vroegindeweij, advocaat te Katwijk en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging met parketnummer 09/220981-16 ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/807907-16 (hierna: dagvaarding I)
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2016 te Noordwijk met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Oude Zeeweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 8] , welk geweld bestond uit
  • het vastpakken van die [slachtoffer 8] en/of (vervolgens) van de fiets trekken van die [slachtoffer 8] en/of
  • het slaan/stompen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 8] , waardoor die Vooijs op de grond is gevallen en/of
  • (terwijl die [slachtoffer 8] op de grond lag) het schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 8] ;
2.
ter berechting gevoegd
parketnummer 09/075670-15:
hij op of omstreeks 29-03-2015 te Zoeterwoude openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Nieuweweg, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit:
  • het duwen tegen en/of trekken aan die [slachtoffer 3] en/of
  • het slaan en/of stompen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of
  • het schoppen/trappen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen lichaam van die [slachtoffer 3] ;
3.
ter berechting gevoegd
parketnummer 09/086194-15:
hij op of omstreeks 3 mei 2015 te Leiden [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] dreigend een mes getoond en/of dreigend de woorden toegevoegd: "sla me dan, dan steek ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 3 mei 2015 te Leiden opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer 7] (hoofdagent politie eenheid Den Haag) en/of [slachtoffer 2] (hoofdagent politie eenheid Den Haag), gedurende of in hun tegenwoordigheid en/of in het openbaar, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "Kankermongolen en/of kankerlijders en/of kankerhomo's en/of kankersukkels en/of kankerjoden", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening;
5.
hij op of omstreeks 3 mei 2015 te Leiden, in elk geval in Nederland, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 7] (hoofdagent politie eenheid Den Haag) en/of [slachtoffer 2] (hoofdagent politie eenheid Den Haag), verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekte strafbare feit, te weten terzake van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vasthad(den), teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte te geleiden en/of door zich te trachten los te rukken door een wilde ruk met zijn (linker)hand te maken, waardoor (vervolgens) zijn (linker)hand uit de handboeien loskwam en/of een vegende beweging tegen het scheenbeen van die [slachtoffer 7] te maken;
6.
ter berechting gevoegd
parketnummer 09/827394-15:
hij op of omstreeks 08 oktober 2015 te Leiden [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd :"Wat moet je dan? Moet je klappen hebben? Ik kan je hebben. Kom dan!" en/of "We komen terug. We pakken je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
7.
hij op of omstreeks 8 oktober 2015 te Zoeterwoude, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de parkeerplaats bij restaurant La Place op het Groene Hartplein 1, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het geven van een kopstoot (met een helm op) en/of het schoppen tegen de benen van die [slachtoffer 4] ;
8.
hij op of omstreeks 25 februari 2016 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een geldbedrag en/of een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 9] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
  • die [slachtoffer 9] in het gezicht heeft geslagen en/of
  • die [slachtoffer 9] heeft geduwd en/of gepoogd heeft die Westerling van zijn fiets te duwen en/of
  • de fiets van die [slachtoffer 9] heeft vastgepakt en/of
  • aan die [slachtoffer 9] een mes en/of schroevendraaier, althans een (scherp) voorwerp, heeft getoond en/of
  • een mes en/of schroevendraaier, althans een (scherp) voorwerp, over de hand van die [slachtoffer 9] heeft gehaald,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/220981-16 (hierna: dagvaarding II)
hij op of omstreeks 11 september 2016 te Voorschoten, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten op de Langs de Korte Vliet, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon ( [slachtoffer 1] ), welk geweld bestond uit
  • het meermalen, althans eenmaal, op het hoofd slaan van die [slachtoffer 1] en/of
  • het meermalen, althans eenmaal, tegen de neus, althans in het gezicht slaan van die [slachtoffer 1] en/of
  • ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] hard ten val is gekomen en/of
  • het tegen de ribben en/of voeten althans het lichaam schoppen van die [slachtoffer 1]
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten bloedende schrammen/wond(jes) in gezicht en/of gekneusde ribben en/of een hersenschudding ten gevolge heeft gehad;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 september 2016 te Voorschoten [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
  • meermalen, althans eenmaal op het hoofd te slaan en/of
  • meermalen, althans eenmaal, tegen de neus, althans het gezicht van [slachtoffer 1] te slaan (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of
  • tegen de ribben en/of voeten althans het lichaam te schoppen van die [slachtoffer 1] , waardoor voornoemde [slachtoffer 1] pijn en/of letsel heeft gekregen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte wordt – kort gezegd – verdacht van de volgende strafbare feiten:
ten aanzien van dagvaarding I
  • openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 8] op 21 mei 2016 te Noordwijk (feit 1);
  • openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3] op 29 maart 2015 te Zoeterwoude (feit 2);
  • bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling van [slachtoffer 6] (feit 3), belediging van een ambtenaar in functie, te weten [slachtoffer 7] en [slachtoffer 2] (feit 4) en wederspannigheid (feit 5), op 3 mei 2015 te Leiden;
  • bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling van [slachtoffer 5] te Leiden (feit 6) en openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 4] te Zoeterwoude, op 8 oktober 2015;
  • poging tot diefstal (in vereniging) met geweld tegen [slachtoffer 9] op 25 februari 2016 te Leiden;
ten aanzien van dagvaarding II
- openlijke geweldpleging tegen (primair) dan wel mishandeling van (subsidiair) [slachtoffer 1] op 11 september 2016 te Voorschoten.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen zal worden verklaard dat verdachte de (primair) tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen, bepleit dat – wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs – vrijspraak dient te volgen van de in de zaak met parketnummer 09/807907-16 tenlastegelegde feiten 1, 2 en 8 en van de in de zaak met parketnummer 09/220981-16 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft daartoe – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 (openlijke geweldpleging op 21 mei 2016 in Noordwijk)
Zowel aangever als één van de getuigen hebben verdachte specifiek omschreven als “de jongen met lang haar en een schoudertasje”. Zij hebben hem niet aangewezen als één van de daders van de mishandeling.
Ten aanzien van feit 2 (openlijke geweldpleging op 29 maart 2015 in Zoeterwoude)
De verklaringen van de medeverdachten zijn niet betrouwbaar omdat zij de schuld in de schoenen van verdachte proberen te schuiven.
Ten aanzien van feit 8 (poging diefstal met geweld op 25 februari 2016 in Leiden)
De herkenning van verdachte is niet betrouwbaar omdat deze heeft plaatsgevonden aan de hand van een enkelvoudige fotoconfrontatie.
Ten aanzien van openlijke geweldpleging (primair) / mishandeling (subsidiair) op 11 september 2016 te Voorschoten
Op grond van de verklaringen van aangever en de getuigen kan worden vastgesteld dat het openlijk geweld is gepleegd door twee andere personen en niet door verdachte.
Referte
Ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 09/807907-16 onder 3, 4, 5, 6 en 7 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van dagvaarding I
3.4.1
Ten aanzien van feit 1 (openlijke geweldpleging op 21 mei 2016 in Noordwijk) [1]
Ter terechtzitting heeft niet ter discussie gestaan dat op 21 mei 2016 (nadat verdachte met een groep vrienden uit was geweest in ‘ [uitgaansgelegenheid] ’) op de Oude Zeeweg in Noordwijk een vechtpartij heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer 8] (hierna: [slachtoffer 8] ) letsel aan zijn hoofd en hand heeft opgelopen. [2]
Deze feiten kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook als vaststaand worden aangemerkt en zonder nadere motivering als vertrekpunt dienen voor de beoordeling van de bewijsvraag.
[slachtoffer 8] heeft verklaard dat hij op 21 mei 2016 in Noordwijk op de Oude Zeeweg is aangesproken door een groep jongens, waarna hij door een klap tegen de zijkant van zijn hoofd op de grond is gevallen en hij vervolgens meerdere keren tegen zijn hoofd en gezicht is geschopt en getrapt. [3]
[medeverdachte 1 ] heeft verklaard dat hij [verdachte] , [medeverdachte 2 ] en [medeverdachte 5 ] op de jongens zag afrennen en dat ze begonnen te slaan (in zijn gezicht) en te schoppen, waardoor [slachtoffer 8] op de grond is gevallen, waarna hij schoppen heeft gekregen. Volgens [medeverdachte 1 ] heeft hij [medeverdachte 2 ] horen roepen dat hij de vinger van het slachtoffer gebroken had en heeft hij [medeverdachte 5 ] horen zeggen dat hij sinds tijden niet meer iemand zo hard had geslagen. [4]
[medeverdachte 7] heeft de verklaring van [medeverdachte 1 ] dat [verdachte] , [medeverdachte 2 ] en [medeverdachte 5 ] hebben gevochten bevestigd. Hij heeft deze jongens, die aan het vechten waren, terug geroepen en toen ze niet echt reageerden heeft hij een van hen weggetrokken. [5]
[getuige 6] heeft verklaard dat zij [medeverdachte 5 ] , [medeverdachte 2 ] en [verdachte] schoppende bewegingen zag maken, waarbij het er gewelddadig aan toeging en ze elkaar heel erg aan het opjutten waren. Ze heeft [medeverdachte 2 ] horen zeggen dat hij iets had horen breken en dat hij dacht dat er iets met de hand van het slachtoffer was. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij bij het incident aanwezig is geweest. [7]
Op grond van het vorenstaande, in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 21 mei 2016 in Noordwijk (Oude Zeeweg) schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 8] , waarbij geweld is toegepast zoals onder het tweede en derde gedachtestreepje ten laste is gelegd. Aangezien [slachtoffer 8] zelf niet heeft verklaard dat hij is beetgepakt en van zijn fiets is getrokken, zal ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging (eerste gedachtestreepje) vrijspraak volgen.
3.4.2
Ten aanzien van feit 2 (openlijke geweldpleging op 29 maart 2015 in Zoeterwoude) [8]
Ter terechtzitting heeft niet ter discussie gestaan dat op 29 maart 2015 (nadat verdachte met een groep vrienden uit is geweest in ‘ [uitgaansgelegenheid] ’) op de Nieuweweg te Zoeterwoude een vechtpartij heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) letsel aan zijn hoofd (voortand, lippen en oog) en ribben, hand en knie heeft opgelopen. [9]
Deze feiten kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook als vaststaand worden aangemerkt en zonder nadere motivering als vertrekpunt dienen voor de beoordeling van de bewijsvraag.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat één van de jongens hem een duw op de borst gaf en dat een andere jongen (waarover hij later hoorde dat hij [medeverdachte 1 ] heet) hem met een gebalde vuist een harde klap in zijn gezicht op zijn linker kaak gaf. Daarnaast hebben meerdere mensen hem,, terwijl hij op de grond lag, geschopt en geslagen op diverse plekken op zijn lichaam, waaronder zijn hoofd. [10]
[medeverdachte 2 ] heeft verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte 4 ] aan het vechten (schoppen en slaan) waren, dat een persoon ten val kwam, dat er diverse personen, waaronder hijzelf, hebben geschopt naar het lichaam van die persoon en dat [verdachte] meerdere malen tegen het hoofd van die persoon heeft geschopt en dat hij een meisjesstem hoorde roepen dat “ [medeverdachte 1 ] ” moest stoppen. [11]
[medeverdachte 4 ] heeft verklaard dat [medeverdachte 1 ] de jongen met zijn vuist op zijn gezicht, tegen zijn hoofd en tegen zijn zij heeft geslagen en dat [verdachte] en [medeverdachte 2 ] de jongen tegen het gezicht en het hoofd hebben geschopt en getrapt. [12]
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 29 maart 2015 in Zoeterwoude (Nieuweweg) schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3] .
De rechtbank overweegt daarbij dat het enkele feit dat het gezien het tijdsverloop tussen het incident en de (getuigen)verhoren theoretisch mogelijk is dat de verklaringen op elkaar zijn afgestemd, geen aanleiding geeft te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen. Er zijn geen aanwijzingen dat van een dergelijke afstemming daadwerkelijk sprake is geweest. Voorts kan worden vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte 2 ] in zijn verklaring ook zichzelf heeft belast, zodat niet aannemelijk is dat hij belastend over verdachte heeft verklaard om de schuld van zich af te schuiven, zoals de verdediging heeft aangevoerd.
3.4.3
Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 (3 mei 2015 in Leiden en Voorschoten) [13]
Omdat verdachte heeft bekend de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van verdachte geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de hierna vermelde bewezen verklaarde feiten heeft begaan, op de hierna vermelde bewijsmiddelen:
ten aanzien van feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/zware mishandeling
- het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte van 4 mei 2015 [14] ;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] van 3 mei 2015 [15] ;
- het proces-verbaal van bevindingen (mes) van 4 mei 2015 [16] ;
- het proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden) van 4 mei 2015 [17] ;
- het proces-verbaal van verhoor [getuige 4] van 3 mei 2015 [18] ;
Aangezien verdachte heeft ontkend dreigende woorden te hebben geuit en dit, behalve uit het proces-verbaal van aangifte, niet blijkt uit de overige bewijsmiddelen, zal vrijspraak volgen van dit deel van de tenlastelegging wegens onvoldoende bewijs.
ten aanzien van feit 4: belediging ambtenaar in functie
- het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte van 4 mei 2015 [19] ;
- het proces-verbaal van aanhouding van 3 mei 2015 [20] ;
- het proces-verbaal van aangifte van 3 mei 2015 [21] .
ten aanzien van feit 5: wederspannigheid
- het proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte van 4 mei 2015 [22] ;
- het proces-verbaal van aanhouding van 3 mei 2015 [23] .
3.4.4
Ten aanzien van de feiten 6 en 7 (8 oktober 2015 in Leiden en Zoeterwoude) [24]
Ten aanzien van feit 6: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/zware mishandeling (vrijspraak)
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 5] en de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris staat vast dat verdachte tegen [slachtoffer 5] heeft geroepen: “Moet je klappen hebben.” Alhoewel dit onmiskenbaar dreigende taal betreft, kan dit niet gekwalificeerd worden als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel als een bedreiging met zware mishandeling, zoals ten laste is gelegd, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 7: openlijke geweldpleging
Aangever heeft verklaard dat op 8 oktober 2015 in Zoeterwoude geweld tegen hem is gepleegd door twee mannen op een scooter nadat zij eerst meerdere keren langs hem waren gereden. Volgens aangever heeft de passagier van de scooter hem met zijn helm op een harde klap op zijn jukbeen gegeven en heeft hij tijdens zijn vlucht een schop tegen zijn kuiten gekregen. [25]
De aangifte vindt steun in de verklaring van [getuige 1] die heeft verklaard dat hij samen met verdachte op zijn scooter rondjes om aangever is gaan rijden, waarna verdachte aangever een kopstoot heeft gegeven met zijn helm op en hijzelf aangever vervolgens een schop tegen zijn benen heeft gegeven. [26]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 november 2017 bekend dat hij op 8 oktober 2015 te Zoeterwoude aangever een kopstoot heeft gegeven met zijn helm op en dat [getuige 1] aangever heeft geschopt.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde openlijke geweldpleging.
3.4.5
Ten aanzien van feit 8 (poging diefstal met geweld op 25 februari 2016 in Leiden) [27]
Aangever heeft verklaard dat hij op 25 februari 2016 (rond 01.40 uur) in Voorschoten, vlakbij station De Vink, door een jongen in zijn gezicht is geslagen, dat deze jongen zijn fiets heeft vastgepakt, waarbij hij riep: “Geef me je geld” en dat hij daarbij een donker voorwerp in zijn hand hield, mogelijk een mes of een schroevendraaier. Volgens aangever is de jongen vervolgens richting het viaduct bij station De Vink gerend. Aangever heeft het volgende signalement van de jongen gegeven: man, 15-25 jaar, ongeveer 1.80 meter, blank, sprak vloeiend Nederlands, donkere jas (van stof) met capuchon. [28]
[getuige 3] is getuige geweest van voornoemd incident. Zij heeft de jongen horen roepen: “Geef mij je geld en geef mij je fiets.” en zij heeft gezien dat de jongen aangever een klap in zijn gezicht gaf, waarna hij samen met een andere jongen (ongeveer 175 cm lang en donkerkleurige jas) richting station De Vink is gerend. De getuige heeft het volgende signalement van de jongen gegeven: jongen, blank, 18 tot 21 jaar oud, smal gezicht, kort blond omhoog staand haar van ongeveer 5 centimeter, ongeveer 175 cm lang, zwarte of donkerkleurige jas, normale broek. [29]
[getuige 7] is eveneens getuige geweest van het incident. Zij heeft gezien dat de jongen het stuur van de fiets van aangever vast pakte en dat hij iets zwarts in zijn hand had, waarna hij samen met een andere jongen richting station De Vink is gerend. De getuige heeft het volgende signalement van de jongen gegeven: blank, ongeveer 1.75/1.80, leeftijd 19-21 jaar, tenger postuur, zwarte jas, zwarte capuchon. [30]
De rond 01.53 uur te plaatse gekomen verbalisant ziet in de bustunnel bij station De Vink twee jongens lopen die voldoen aan het opgegeven signalement. Bij het zien van de politiewagen rennen de jongens de Mina Krusemanstraat in. Na een zoektocht door de hondengeleider worden deze twee jongens (waaronder verdachte) en een mes [31] aangetroffen in de tuin van de Mina Krusemanstraat [nummer] . [32]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank overweegt daartoe dat het incident rond 01.40 uur heeft plaatsgevonden, dat verdachte aan het signalement van de dader voldoet, dat de dader samen met een andere jongen richting station De Vink is weggerend, dat een verbalisant rond 01.53 uur twee jongens bij station De Vink ziet lopen die voldoen aan het signalement, dat deze jongens bij het zien van de politie wegrennen richting de Mina Krusemanstraat en dat verdachte korte tijd later in de tuin van de Mina Krusemanstraat [nummer] wordt aangehouden terwijl hij zich heeft verstopt, waarbij ook een mes wordt aangetroffen. Alhoewel het handelen van verdachte (wegrennen voor de politie en zich vervolgens verstoppen in een tuin) vragen oproept, heeft verdachte daarvoor geen aannemelijke verklaring gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de poging tot diefstal met geweld in vereniging heeft gepleegd aangezien niet gebleken is van een substantiële bijdrage van de medeverdachte. Voor dit deel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van dagvaarding II
3.4.6
Ten aanzien van openlijke geweldpleging (primair) / mishandeling (subsidiair) op 11 september 2016 te Voorschoten [33]
Aangever heeft verklaard dat hij op 11 september 2016 in Voorschoten van iemand een klap op zijn voorhoofd heeft gekregen, waarna verdachte - met wie hij kort tevoren had kennis gemaakt - hem met zijn vuist een klap op zijn neus heeft gegeven waardoor hij op de grond is gevallen. Daarna is hij nog een keer op zijn neus geslagen en heeft hij meerdere trappen op zijn ribben gekregen terwijl verdachte en [getuige 1] naast hem stonden. Aangever heeft door dit geweld letsel opgelopen. [34]
[getuige 5] heeft verklaard dat [medeverdachte 6] aangever in zijn gezicht sloeg, dat zij vervolgens werd weggetrokken zodat zij niet alles meer kon zien, maar dat zij wel zag dat aangever op een gegeven moment op de grond lag en dat verdachte er ook bij stond. [35]
Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij aangever een duw heeft gegeven, waarna verdachte aangever heeft geslagen en geschopt. [36]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij het incident aanwezig is geweest.
Op grond van deze bewijsmiddelen, in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een van de personen is geweest die zich schuldig hebben gemaakt aan de tenlastegelegde openlijke geweldpleging. Nu op grond van de bewijsmiddelen niet is vast te stellen dat verdachte het letsel van aangever heeft veroorzaakt, zal ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging vrijspraak volgen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
ten aanzien van dagvaarding I
ten aanzien van feit 1
op 21 mei 2016 te Noordwijk met anderen op de openbare weg, de Oude Zeeweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 8] , welk geweld bestond uit
  • het slaan/stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 8] , waardoor die [slachtoffer 8] op de grond is gevallen en
  • (terwijl die [slachtoffer 8] op de grond lag) het schoppen/trappen tegen het hoofd en tegen het gezicht en tegen het lichaam van die [slachtoffer 8] ;
ten aanzien van feit 2
op 29
maart2015 te Zoeterwoude openlijk op de openbare weg, de Nieuweweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit:
  • het duwen tegen die [slachtoffer 3] en
  • het slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] en
  • het schoppen tegen het hoofd en/of
ten aanzien van feit 3
hij op 3 mei 2015 te Leiden [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] dreigend een mes getoond;
ten aanzien van feit 4
op 3 mei 2015 te
Voorschotenopzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer 7] (hoofdagent politie eenheid Den Haag) en [slachtoffer 2] (hoofdagent politie eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening in hun tegenwoordigheid en in het openbaar, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "Kankermongolen en kankerlijders en kankerhomo's en kankersukkels en kankerjoden";
ten aanzien van feit 5
op 3 mei 2015 in Nederland toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren, te weten [slachtoffer 7] (hoofdagent politie eenheid Den Haag) en [slachtoffer 2] (hoofdagent politie eenheid Den Haag), verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit, te weten terzake van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtte
nte geleiden en door zich te trachten los te rukken door een wilde ruk met zijn linkerhand te maken, waardoor zijn linkerhand uit de handboeien loskwam en een vegende beweging tegen het scheenbeen van die [slachtoffer 7] te maken;
ten aanzien van feit 7
op 8 oktober 2015 te Zoeterwoude, met een ander op de openbare weg openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het geven van een kopstoot (met een helm op) en het schoppen tegen de benen van die [slachtoffer 4] ;
ten aanzien van feit 8
op 25 februari 2016 te
Voorschotenter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningweg te nemen een geldbedrag en een fiets, toebehorende aan [slachtoffer 9] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die Westerling, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
  • die [slachtoffer 9] in het gezicht heeft geslagen en
  • de fiets van die [slachtoffer 9] heeft vastgepakt en
  • aan die [slachtoffer 9] een mes of schroevendraaier, althans een scherp voorwerp, heeft getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van dagvaarding II
op 11 september 2016 te Voorschoten, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, te weten op de Langs de Korte Vliet, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon ( [slachtoffer 1] ), welk geweld bestond uit
  • het eenmaal op het hoofd slaan van die [slachtoffer 1] en
  • het meermalen tegen de neus slaan van die [slachtoffer 1] en
  • ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
  • het tegen de ribben schoppen van die [slachtoffer 1] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. Speciale vermelding in dit verband verdient dat de rechtbank met betrekking tot de feiten 4 en 8 de pleegplaats “Leiden” heeft verbeterd in “Voorschoten”. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke verschrijving, mogelijk veroorzaakt doordat de betreffende pleegplaatsen zich vlakbij de gemeentelijke grens tussen Voorschoten en Leiden bevonden en/of doordat het proces-verbaal van aanhouding van 3 mei 2015 hieromtrent een kennelijke verschrijving bevat (pagina 3, onderaan). Tijdens de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat het voor verdachte duidelijk was welke feiten hem werden verweten, zodat verdachte ook door deze verbeteringen niet in zijn verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een voorwaardelijke straf dan wel een taakstraf op te leggen, rekening houdend met het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen en de positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte (het hebben van een relatie, het behalen van een diploma en het volgen van een opleiding tot timmerman, waarbij hij vier dagen per week werkt en één dag per week naar school gaat). Daarnaast verzoekt de verdediging rekening te houden met de duur van het voorarrest en de omstandigheid dat verdachte ongeveer vijf maanden een avondklok heeft gehad. Verdachte kan zich vinden in de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en hij is bereid zich daaraan te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal openlijke geweldplegingen. Verdachte heeft met zijn mededaders de confrontatie gezocht met de slachtoffers. Daarbij hebben de slachtoffers letsel opgelopen. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededaders een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onveiligheid zowel bij de directe slachtoffers als bij omstanders die van het geweld getuige zijn geweest. Uit de verklaringen van een drietal slachtoffers blijkt dat zij zeer onder de situatie hebben geleden. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een bijdrage heeft geleverd aan dit geweld.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot straatroof. Ook dit betreft een ernstig feit, waar het slachtoffer nog langdurig de nadelige gevolgen van kan ondervinden en dat gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving kan teweegbrengen. Dit wordt verdachte eveneens zwaar aangerekend.
Daarnaast heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan een bedreiging met een mes, waarna hij tijdens zijn aanhouding verzet heeft gepleegd en een ambtenaar in functie heeft beledigd. Verdachte heeft hiermee een gebrek aan respect getoond voor de gevoelens en de lichamelijke integriteit van andere personen, waaronder politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun werk.
De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat verdachte in een periode van anderhalf jaar voor acht dergelijke strafbare feiten met justitie in aanraking is gekomen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt rekening met de relatief jonge leeftijd van verdachte en met de omstandigheid dat verdachte een bijna blanco strafblad heeft, zoals blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie van 15 november 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van GGZ Reclassering Palier van 14 december 2016. Hieruit volgt dat de reclassering in het geval van een veroordeling adviseert, met toepassing van het adolescentenstrafrecht, een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, onder oplegging van een meldplicht en een tweetal behandelverplichtingen (De Waag en Humanitas Homerun), waarbij de begeleiding door de volwassenreclassering zal plaatsvinden.
De strafoplegging
Anders dan de reclassering, de officier van justitie en de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank overweegt daarbij dat het advies van de reclassering is gebaseerd op een tweetal openlijke geweldplegingen, terwijl thans sprake is van een veroordeling voor een viertal openlijke geweldplegingen, een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, een belediging van een ambtenaar in functie, wederspannigheid en een poging straatroof. Gezien de hoeveelheid feiten en de ernst daarvan acht de rechtbank toepassing van het adolescentenstrafrecht niet op zijn plaats. Daarbij komt dat de rechtbank uit het dossier niet het beeld krijgt van een jongen die slechts meeloopt en impulsief handelt. Uit het dossier rijst daarentegen veeleer het beeld op van een verdachte die onder invloed van alcohol telkens de gewelddadige confrontatie met zijn al dan niet willekeurig gekozen slachtoffers opzocht. De rechtbank wijst daarbij op de omstandigheid dat verdachte één van zijn misdrijven heeft gefilmd en dat hij voorafgaand aan één van de openlijk geweldplegingen samen met zijn mededader eerst rondjes om het slachtoffer heeft gereden voordat hij als eerste is overgegaan tot het plegen van geweld.
Gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf worden opgelegd dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Rekening houdend met de straffen die doorgaans voor dergelijke feiten worden opgelegd en met alle hiervoor genoemde omstandigheden van het geval, zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te noemen duur opleggen.
De rechtbank zal een aanzienlijk deel van de op te leggen straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, teneinde recidive (die als hoog wordt ingeschat) in de toekomst te voorkomen.
Ondanks dat een aanzienlijk deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk zal worden opgelegd, zal nog een onvoorwaardelijk strafdeel resteren dat de duur van de door verdachte ondergane voorlopige hechtenis (circa drie maanden) overstijgt. Dit betekent dat verdachte, wiens voorlopige hechtenis is geschorst, alsnog een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal moeten ondergaan. De rechtbank is zich bewust van de nadelige gevolgen die dit kan hebben voor het huidige leven van verdachte, maar is van oordeel dat een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan het voorarrest onvoldoende recht zou doen aan de ernst en de hoeveelheid van de door verdachte gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank ziet geen aanleiding de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis toe te wijzen en zal deze vordering als onvoldoende onderbouwd afwijzen.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen tot schadevergoeding
[slachtoffer 3] heeft zich in de zaak met parketnummer 09/075670-15 als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van in totaal € 4.094,11. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade (€ 2.594,11) en immateriële schade (€ 1.500,--), te vermeerderen met de wettelijke rente.
[slachtoffer 4] heeft zich in de zaak met parketnummer 09/827394-15 als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van in totaal € 339,95. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade (€ 83,95) en immateriële schade (€ 256,--), te vermeerderen met de wettelijke rente.
[slachtoffer 1] heeft zich in de zaak met parketnummer 09/220981-16 als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 250,--, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, met dien verstande dat de gevorderde immateriële schade wordt gematigd tot een bedrag van € 500,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 4]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 3]
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de verdediging primair verzocht de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van de volgende posten bepleit de vordering (deels) niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen:
  • tandartskosten (€ 187,78): rekening dient te worden gehouden met het eigen risico van € 170,--;
  • toekomstige tandartskosten (€ 2.180,53): deze kosten, waarvan het causaal verband tussen het incident en de kies niet eenvoudig vast te stellen is, komen mogelijk (deels) voor vergoeding door de verzekeraar in aanmerking, waarbij vastgesteld kan worden dat de benadeelde partij niet aan zijn schadebeperkingsplicht heeft voldaan door van verzekeraar te veranderen;
  • kleding en schoenen (€ 199,92): niet bekend is wanneer de kleding is aangeschaft, wat de kosten daarvan waren en of de kleding nog te gebruiken is, subsidiair dient rekening te worden gehouden met de kosten van afschrijving (maximaal de helft van de gevorderde kosten);
  • immateriële schade (€ 1.500,--): dient te worden gematigd tot een bedrag van maximaal € 500,--.
Ten aanzien van de reiskosten (€ 25,88) heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 4]
De verdediging heeft verzocht de materiele schade als onvoldoende onderbouwd af te wijzen en de immateriële schade toe te wijzen.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de verdediging primair verzocht de vordering tot schadevergoeding af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering als onvoldoende onderbouwd af te wijzen en meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het in de zaak met parketnummer 09/075670-15 onder 2 bewezenverklaarde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vast staat dat de boventand van de benadeelde partij ten gevolge van het incident is afgebroken, waarvoor hij op 7 april 2015 een tandheelkundige behandeling heeft ondergaan, waarvan een bedrag van € 36,23 niet is vergoed. Op 30 april 2015 heeft een wortelkanaalbehandeling plaatsgevonden aan “element 36” (eerste grote linkeronderkies) voor een bedrag van in totaal € 151,55. Uit de verklaring van de tandarts van 26 mei 2015 blijkt dat de benadeelde partij een zenuwbehandeling heeft ondergaan aan zijn gebroken kies, veroorzaakt door de klap die hij daarop had gekregen. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee het causaal verband tussen de schade aan de kies en het geweldsincident op 29 maart 2015 vast. De opgevoerde tandartskosten van in totaal € 187,78 komen dan ook voor vergoeding in aanmerking. Uit de overgelegde begrotingen van 20 oktober 2017 (element 36: eerste grote linkeronderkies: € 492,84) en 24 oktober 2017 (element 21: grote linkerboventand: €1.687,69) volgt dat de tand zal worden vervangen door een implantaat en een kroon en dat op de kies een kroon zal worden geplaatst. Gelet op het aangetoonde causaal verband tussen het letsel en het geweldsincident en de toelichting op het letsel door de benadeelde partij ter terechtzitting acht de rechtbank deze begrote tandartskosten aannemelijk en derhalve toewijsbaar. De omstandigheid dat de tandartskosten mogelijk (deels) voor vergoeding in aanmerking komen, hetgeen door de benadeelde partij gemotiveerd is betwist, doet aan dit oordeel niet af. De benadeelde partij heeft vooralsnog immers onverminderd schade geleden. Ook de omstandigheid dat de benadeelde partij is veranderd van verzekeraar, kan niet tot een ander oordeel leiden, aangezien deze keuze hem vrijstaat.
De met stukken onderbouwde schadepost ‘kleding en schoenen’ zal de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd betwist toewijzen.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid een bedrag van € 500,-- toewijzen en het overige deel van de vordering afwijzen.
Dit betekent dat de rechtbank de vordering hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van in totaal € 3.094,11.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 29 maart 2015 hoofdelijk toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de schade die door voornoemd bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.094,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3]
7.4.2
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het in de zaak met parketnummer 09/827394-15 onder 7 bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de vordering van in totaal € 339,95 toewijsbaar, nu de vordering deugdelijk is onderbouwd en niet dan wel onvoldoende gemotiveerd is betwist. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 8 oktober 2015 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door voornoemd bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 339,95, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 oktober 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4] .
7.4.3
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder de zaak met parketnummer 09/22-981-16 bewezenverklaarde primaire feit. De rechtbank acht de vordering van € 250,-- (naar billijkheid) toewijsbaar, nu de vordering deugdelijk is onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd is betwist. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 11 september 2016 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door voornoemd bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 250,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 september 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] .
7.4.4
Proceskosten
Het vorenstaande brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57, 141, 180, 266, 267, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij dagvaarding I met parketnummer 09/807907-16 onder 6 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/807907-16 onder 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 tenlastegelegde feiten en het bij dagvaarding II met parketnummer 09/220981-16 primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I (09/807907-16)
ten aanzien van feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
ten aanzien van feit 4:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 5:
wederspannigheid
ten aanzien van feit 7:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
ten aanzien van feit 8:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
ten aanzien van dagvaarding II (09/220981-16)
ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 9 (negen) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen meldt bij de heer [naam] van de GGZ Reclassering Palier, Witte Singel 8 te Leiden, waarna hij zich gedurende de proeftijd blijft melden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag, dan wel een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn problemen in de omgang met emoties en alcoholgebruik;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Humanitas Homerun, dan wel een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, voor praktische begeleiding;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Palier tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) toe en veroordeelt verdachte (hoofdelijk) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
  • [slachtoffer 3] , een bedrag van € 3.094,11, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
  • [slachtoffer 4] , een bedrag van € 339,95, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 oktober 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
  • [slachtoffer 1] , een bedrag van € 250,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 september 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
wijst de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 3] voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot:
  • € 3.094,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] ;
  • € 339,95, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 oktober 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4] ;
  • € 250,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 september 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van respectievelijk 40, 6 en 5 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.J. van de Kar, voorzitter,
mr. P.J. Schreuder, rechter,
mr. H.J. Doets, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Huisman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016141535, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, districtsrecherche Leiden-Bollenstreek (doorgenummerd blz. 1 t/m 241).
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 8] over het incident op 21 mei 2016 te Noordwijk (Oude Zeeweg) d.d. 22 mei 2016 (blz. 133, 4e alinea), met bijlagen: verslag spoedeisende hulp (blz. 135-137) en foto’s (blz. 139-144).
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] over het incident op 21 mei 2016 te Noordwijk (Oude Zeeweg) d.d. 22 mei 2016 (blz. 133, alinea 3).
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1 ] over het incident op 21 mei 2016 te Noordwijk (Oude Zeeweg) d.d. 31 oktober 2016 (blz. 57, alinea 7, 8 en blz. 58, alinea 7-10).
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 7] over het incident op 21 mei 2016 te Noordwijk (Oude Zeeweg) d.d. 31 oktober 2016 (blz. 107, alinea 11 en blz. 108, alinea 9).
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 6] d.d. 4 november 2016 over het incident op 21 mei 2016 in Noordwijk (blz. 234, alinea 1 en 3).
7.Proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling d.d. 2 november 2016, alinea 2.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015096032, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Zuid (doorgenummerd blz. 1 t/m 178).
9.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] d.d. 1 april 2015 over het incident op 29 maart 2015 te Zoeterwoude (Nieuweweg) (blz. 13, alinea 7), met bijlagen: foto’s (blz. 15-17), specialistenbericht (blz. 20-22) en foto’s (blz. 23-34).
10.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] d.d. 1 april 2015 (blz. 12 alinea 7-9 en blz. 13, alinea 1 en 5).
11.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2 ] d.d. 18 april 2015 (blz. 122, alinea 3, 5, 10 en blz. 123, alinea 1 en 3) en proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2 ] d.d. 19 april 2015 (blz. 128, alinea 5 en 7).
12.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4 ] d.d. 19 april 2015 over het incident op 29 maart 2015 te Zoeterwoude (blz. 157, alinea 9, blz. 158, alinea 4).
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015133624, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Noord (doorgenummerd blz. 1 t/m 32).
14.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 4 mei 2015 (blz. 29, alinea 12)
15.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 6] d.d. 3 mei 2015 over het incident op 3 mei 2015 te Leiden (blz. 15, alinea 1 en 2).
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2105 (blz. 19), met bijlage: foto (mes) (blz. 20).
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2015 (blz. 21-22).
18.Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] d.d. 3 mei 2015 over het incident op 3 mei 2015 te Leiden (blz. 24, alinea 1 en 2).
19.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 4 mei 2015 over het incident op 3 mei 2015 te Voorschoten (blz. 27 en 29).
20.Proces-verbaal van aanhouding van verdachte te Voorschoten d.d. 3 mei 2015 (blz. 4, alinea 1-3).
21.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 mei 2015 (blz. 16-17).
22.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte d.d. 4 mei 2015 over het incident op 3 mei 2015 te Voorschoten (blz. 29).
23.Proces-verbaal van aanhouding van verdachte te Voorschoten d.d. 3 mei 2015 (blz. 4, alinea 2-4).
24.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015299585, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Zuid (doorgenummerd blz. 1 t/m 58).
25.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] d.d. 13 oktober 2015 over het incident op 8 oktober 2015 te Zoeterwoude (parkeerplaats bij restaurant La Place en Dirk van Santhorstweg) (blz. 9, alinea 2 en blz. 10, alinea 1).
26.Processen-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [getuige 1] d.d. 29 november 2015 (blz. 55, alinea 1 en blz. 57, alinea 2 en 3).
27.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016055192, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, districtsrecherche Leiden-Bollenstreek (doorgenummerd blz. 1 t/m 64).
28.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 9] d.d. 25 februari 2016 over het incident op 25 februari 2016 te Voorschoten (blz. 28, alinea 4, 5 en 6).
29.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] d.d. 25 februari 2016 over het incident op 25 februari 2016 (blz. 50, alinea 4 en 5 en blz. 51, alinea 1, 3, 4 en 8).
30.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 februari 2016 over het incident op 25 februari 2016 (blz. 52, alinea 3 en 4 en blz. 53, alinea 1 en 3).
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2016 (blz. 38), met bijlagen: foto’s (blz. 39-43, 49).
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2016 (blz. 31-32), met bijlage: plattegrond (blz. 33) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2016 (blz. 34-35), met bijlagen: foto (blz. 36).
33.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016253802, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Zuid (doorgenummerd blz. 1 t/m 103), met bijlagen (aanvraag medische informatie en letselbeschrijving).
34.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 11 september 2016 over het incident op 11 september 2016 te Voorschoten (blz. 6), met bijlagen: foto’s (blz. 8-11) en proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 30 september 2016 (blz. 17, alinea 7-8).
35.Proces-verbaal van verhoor [getuige 5] d.d. 11 september 2016 over het incident op 11 september 2016 te Voorschoten (blz. 20, alinea 3).
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] over het incident op 11 september 2016 te Voorschoten (blz. 63, 5 en blz. 64, alinea 3).