ECLI:NL:RBDHA:2017:14066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
29 november 2017
Zaaknummer
NL17.5762
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor behandeling asielaanvraag onder Dublinverordening; geen afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en zus in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, een Eritrese vrouw geboren in 1983. Eiseres had op 21 april 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen. De staatssecretaris baseerde deze beslissing op de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiseres daar eerder een aanvraag had ingediend. Eiseres was eerder in Italië geweest, waar haar eerdere asielaanvraag was afgewezen.

Tijdens de zitting op 3 augustus 2017 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigden hebben haar standpunten naar voren gebracht. Eiseres betoogde dat het onbegrijpelijk was dat Nederland haar aan Duitsland wilde overdragen, omdat Italië eerder verantwoordelijk was verklaard voor haar asielaanvraag. Ze voerde aan dat ze sinds 2014 in de EU verblijft en dat geen enkel land de verantwoordelijkheid voor haar aanvraag heeft genomen. Eiseres stelde ook dat ze een sterke band heeft met haar zus die in Nederland woont, en dat haar overdracht naar Duitsland in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt.

De rechtbank oordeelde dat Duitsland inderdaad verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres, en dat er geen bewijs was dat Duitsland zijn verplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiseres, dat geen enkel land de verantwoordelijkheid voor haar aanvraag wil nemen, niet slaagde. Ook het beroep op artikel 8 van het EVRM werd verworpen, omdat eiseres niet had aangetoond dat er een afhankelijkheidsrelatie bestond tussen haar en haar zus. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.5762

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Söylemez).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw 2000.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.5763, plaatsgevonden op 3 augustus 2017. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1983 en heeft de Eritrese nationaliteit. Op 21 april 2017 heeft eiseres de onderhavige aanvraag ingediend. Eiseres heeft al eerder, op 18 juni 2014, een asielaanvraag in Nederland ingediend. Bij besluit van 28 oktober 2014 is deze aanvraag afgewezen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Bij uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 31 maart 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:2158) is het hiertegen ingediende beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 mei 2015 is het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Eiseres is vervolgens naar Duitsland vertrokken en heeft daar op 29 oktober 2015 een asielaanvraag ingediend. Duitsland heeft Nederland op 17 december 2015 verzocht om eiseres terug te nemen, maar Nederland heeft het verzoek om terugname op 28 december 2015 afgewezen vanwege de verantwoordelijkheid van Italië.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen omdat op grond van de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (Dublinverordening) is vastgesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Op de door eiseres ingediende asielaanvraag in Duitsland is nog geen beslissing genomen en er zijn geen indicaties dat eiseres sinds haar asielaanvraag in Duitsland het Dublingrondgebied heeft verlaten. Nederland heeft bij Duitsland een verzoek tot terugname van eiseres gedaan, dat op 17 mei 2017 door Duitsland is aanvaard.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd. Eiseres stelt zich op het standpunt dat onbegrijpelijk is dat verweerder heeft besloten om haar over te dragen aan Duitsland, nu in de voorgaande procedure in rechte vast is komen te staan dat Italië verantwoordelijk is voor haar asielaanvraag. Volgens eiseres wordt zij herhaaldelijk en onnodig tussen EU landen doorgeschoven en heeft geen enkel land de verantwoordelijkheid genomen om haar asielaanvraag te behandelen, terwijl zij al sinds 2014 in de Europese Unie verblijft. Daarbij komt dat eiseres, gelet op haar nationaliteit, in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning en dat haar, door het uitblijven van een inhoudelijke beslissing, al drie jaar de mogelijkheid wordt ontnomen om een bestaan op te bouwen en te integreren. Tot slot voert eiseres aan dat zij niemand kent in Duitsland en dat haar zus, tante en neefjes en nichtjes in Nederland wonen. Met name met haar zus heeft eiseres een sterke band. Door haar over te dragen naar Duitsland wordt eiseres onnodig gescheiden van haar zus. Dit is in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Niet in geschil is dat eiseres een asielaanvraag in Duitsland heeft ingediend en dat de Duitse autoriteiten nog geen beslissing op haar aanvraag hebben genomen. Op 17 mei 2017 hebben de Duitse autoriteiten het verzoek van Nederland om eiseres terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening aanvaard. Gelet hierop is Duitsland verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiseres. Dat Nederland eerder Italië heeft verzocht om eiseres over te nemen, doet hieraan niet af. Middels het claimakkoord hebben de Duitse autoriteiten immers gegarandeerd het verzoek van eiseres om internationale bescherming in behandeling te nemen, als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder d, van de Dublinverordening. Eiseres heeft niet onderbouwd dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen en dat zij haar asielaanvraag niet inhoudelijk zal behandelen. Om deze reden slaagt de beroepsgrond dat geen enkel land de verantwoordelijkheid voor haar aanvraag wil nemen niet.
4.2.
Ten aanzien van het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM overweegt de rechtbank dat de onderhavige procedure slechts betrekking heeft op de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is om het verzoek om internationale bescherming van eiseres te behandelen. Indien eiseres meent dat zij aan artikel 8 van het EVRM een verblijfsrecht in Nederland kan ontlenen, dient zij een daartoe strekkende aanvraag in te dienen. Voor zover eiseres hiermee beoogt te stellen dat Nederland de asielaanvraag aan zich moet trekken vanwege het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening dan wel artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening overweegt de rechtbank als volgt. Uit de tekst van artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening blijkt dat dit artikel ziet op afhankelijkheid vanwege een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of hoge leeftijd. Niet is de rechtbank gebleken dat er tussen eiseres en haar zus een afhankelijkheidsrelatie bestaat. Zo heeft eiseres in het aanmeldgehoor Dublin van 23 april 2017 aangegeven dat zij niet van haar zus afhankelijk is. De rechtbank overweegt bovendien dat verweerder in de omstandigheid dat eiseres een sterke band heeft met haar zus die woonachtig is in Nederland voorts geen aanleiding heeft hoeven zien om de humanitaire clausule van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening toe te passen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.