Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2017 in de zaak tussen
[naam] , eiseres 1,
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank oordeelt als volgt.
Rechtbank Den Haag
Op 23 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen twee eiseressen en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseressen hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van 14 juni 2017, waarbij hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen niet in staat zijn geweest om de familierechtelijke relatie met hun referent, die hen als zijn zussen beschouwt, aan te tonen. De rechtbank oordeelt dat het aan de eiseressen en de referent is om de gestelde familierechtelijke relatie te bewijzen door middel van documenten. Aangezien de eiseressen geen relevante documenten hebben overgelegd, zoals geboorte- of overlijdensaktes, en ook niet aannemelijk hebben gemaakt waarom deze documenten ontbreken, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van bewijsnood. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten dat de aanvraag voor de mvv moest worden afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie niet is aangetoond. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.