ECLI:NL:RBDHA:2017:13979

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
29 november 2017
Zaaknummer
AWB 17/12863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis wegens niet aangetoonde familierechtelijke relatie

Op 23 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen twee eiseressen en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseressen hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van 14 juni 2017, waarbij hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen niet in staat zijn geweest om de familierechtelijke relatie met hun referent, die hen als zijn zussen beschouwt, aan te tonen. De rechtbank oordeelt dat het aan de eiseressen en de referent is om de gestelde familierechtelijke relatie te bewijzen door middel van documenten. Aangezien de eiseressen geen relevante documenten hebben overgelegd, zoals geboorte- of overlijdensaktes, en ook niet aannemelijk hebben gemaakt waarom deze documenten ontbreken, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van bewijsnood. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten dat de aanvraag voor de mvv moest worden afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie niet is aangetoond. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 17/12863

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2017 in de zaak tussen

[naam] , eiseres 1,

[naam 1], eiseres 2,
hierna gezamenlijk te noemen: eiseressen,
gemachtigde: mr. M.S. Yap,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, daaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder,
gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel.

Procesverloop

Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 juni 2017 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 8 november 2017. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens zijn verschenen [naam 2] , referent, en Z. Haile, tolk.

Overwegingen

Eiseressen stellen te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] en [geboortedatum 1] en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Bij besluit van 2 oktober 2015 heeft verweerder aan referent, de gestelde broer en pleegvader van eiseressen, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Op 8 december 2015 heeft referent namens eiseressen een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis ingediend. Referent stelt dat eiseressen, zijn twee zusjes, na het overlijden van hun ouders feitelijk tot zijn gezin hebben behoord.
Bij besluit van 30 november 2016 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseressen daartegen ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder overwogen dat niet met documenten is aangetoond dat referent de voogdij heeft over eiseressen. Daarnaast is niet aangetoond dat er een familierechtelijke relatie bestaat tussen eiseressen en referent. Er is geen sprake van bewijsnood.
3. Eiseressen hebben in beroep betoogd dat zij hebben voldaan aan hun inspanningsverplichting om documenten te overleggen. Zij verkeren in bewijsnood. Het had daarom, gelet op het beleid van verweerder zoals neergelegd in paragraaf C2/4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), op de weg van verweerder gelegen om te beoordelen of referent voldoende aanvullende gegevens, dan wel plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen heeft verstrekt om tot de conclusie te kunnen komen dat het aannemelijk is dat eiseressen onder voogdij van referent staan en dat er tussen hen een familierechtelijke relatie bestaat. Er had een DNA-onderzoek aangeboden moeten worden, omdat op andere wijze de familierechtelijke relatie niet kan worden aangetoond. Een voogdijverklaring bestaat niet en is ook niet noodzakelijk, omdat het gaat om de feitelijke zorg. Eiseressen hebben in beroep tot slot een kopie van een foto van de grafsteen van hun moeder overgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Gelet op het beleid van verweerder, zoals neergelegd in paragraaf C1/4.4.6 en C2/4, is het aan referent en/of eiseressen om de gestelde familierechtelijke relatie aan te tonen door middel van documenten. Indien zij deze documenten niet over kunnen leggen, moeten zij aannemelijk maken dat het ontbreken daarvan hen niet toe is te rekenen. Indien dat het geval is, is het aan referent om met aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen aan te tonen dat eiseressen feitelijk behoren tot zijn gezin.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseressen geen documenten hebben overgelegd waaruit blijkt dat zij de zusjes van referent zijn en dat zij door het overlijden van hun ouders feitelijk tot het gezin van de referent zijn gaan behoren. Door het ontbreken van overlijdensaktes is niet vast te stellen dat hun ouders zijn overleden. Bovendien zijn er geen geboorteaktes van eiseressen overgelegd. De bij de aanvraag overgelegde doopaktes van eiseressen kunnen, zoals verweerder terecht heeft overwogen, niet aantonen dat er een familierechtelijke relatie bestaat tussen eiseressen en referent. De in beroep overgelegde foto van een grafsteen kan, anders dan verweerder heeft betoogd, wel bij de beoordeling van het beroep worden betrokken, nu het een nadere onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt betreft. Uit deze foto kan echter niet worden opgemaakt dat het de grafsteen van de moeder van eiseressen en referent betreft, zodat deze niet kan dienen als bewijs voor het gestelde overlijden van hun moeder.
6. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Eritrea van 6 februari 2017 (ambtsbericht) volgt dat de Kebabi-overheden familieregisters hebben, waarin wijzigingen in de burgerlijke staat van een gezinslid, zoals huwelijk, geboorte en overlijden, moeten worden geregistreerd. Het is verplicht een pasgeboren kind te laten registreren in deze familieregisters. De Sub-Zoba overheden hebben geboorte-, huwelijks- en overlijdensregisters en geven de desbetreffende aktes af. Ook kan bij de Sub-Zoba een gezinslegitimatiebewijs worden verkregen. Dit is een handzame uitdraai van de belangrijkste personalia van alle gezinsleden. Referent en eiseressen hebben niet aannemelijk gemaakt waarom zij – in weerwil van de informatie uit het ambtsbericht – de gevraagde documenten niet hebben overgelegd. Evenmin is gebleken dat referent heeft geprobeerd om – eventueel door tussenkomst van derden – de benodigde documenten te verkrijgen. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat er geen sprake is van bewijsnood en hoefde geen DNA-onderzoek of identificerende gehoren aan te bieden. Reeds omdat de familierechtelijke relatie tussen eiseressen en referent niet is aangetoond, heeft verweerder de aanvraag om een mvv in het kader van nareis terecht afgewezen. De rechtbank zal daarom niet treden in de beoordeling van de overige gronden van het beroep.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.