In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2017 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie tot doorhaling en verbetering van de geboorteaktes van drie minderjarigen. De moeder, die in het verleden onjuiste persoonsgegevens heeft opgegeven bij haar asielaanvraag, verzocht om de geboorteaktes te corrigeren op basis van haar Chinese paspoort. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de verklaringen van betrokken ambtenaren van de burgerlijke stand. Tijdens de zitting op 9 oktober 2017 zijn de moeder en vertegenwoordigers van de burgerlijke stand verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet kan aantonen dat zij dezelfde persoon is als de moeder zoals vermeld in de geboorteaktes. Er ontbreekt een dactyloscopisch onderzoek en een dna-rapport dat de biologische relatie tussen de moeder en de minderjarigen bevestigt. De rechtbank oordeelt dat zonder deze bewijsstukken het verzoek tot wijziging van de geboorteaktes niet kan worden toegewezen. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft aangegeven dat de moeder in 2016 fraude heeft gepleegd met haar identiteit, wat de noodzaak voor de correctie onderstreept, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat de moeder de juiste identiteit heeft aangetoond.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, met de overweging dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboortestad middelste minderjarige] geen oproep heeft ontvangen voor de zitting, maar dat dit geen reden was om de zaak opnieuw te plannen. De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen en de beschikking is uitgesproken door rechter J.M. Vink, bijgestaan door griffier J.H. van Berkel.