In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 13 november 2017, betreft het een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarig kind in het kader van internationale kinderontvoering. De moeder, wonende in Schotland, had een verzoek ingediend om haar kind terug te laten keren naar haar woonplaats. De vader, die met het kind naar Nederland was vertrokken, was als belanghebbende aangemerkt. Tijdens een regiezitting op 12 oktober 2017, waarbij beide ouders aanwezig waren, werd besloten om crossborder mediation te faciliteren. Dit gebeurde met ondersteuning van het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering.
Na de mediation, die op 24 oktober 2017 resulteerde in een vaststellingsovereenkomst, hebben de ouders afspraken gemaakt over de gewone verblijfplaats van het kind, gezagsuitoefening en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, nu de ouders overeenstemming hebben bereikt over de verblijfplaats van het kind in Nederland. De rechtbank heeft de vaststellingsovereenkomst opgenomen in de beschikking en bepaald dat de ouders gehouden zijn tot naleving van de afspraken die zij hebben gemaakt.
De beschikking is uitgesproken door mr. K.M. Braun, die tevens als kinderrechter fungeerde, en is ondertekend door griffier mr. M. Verkerk. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de afspraken onmiddellijk van kracht zijn, ook al kan er nog beroep worden aangetekend.