ECLI:NL:RBDHA:2017:13705
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de bestuursrechter bij dwangbevel loonheffingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen B.V. X, eiseres, en de ontvanger van de Belastingdienst/Landelijk Incasso Centrum, verweerder. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een dwangbevel dat op 17 maart 2017 is uitgevaardigd, met betrekking tot de betaling van een aanslag loonheffingen over november 2016. Tijdens de zitting op 22 augustus 2017 was eiseres vertegenwoordigd door haar bestuurder, terwijl verweerder niet aanwezig was.
Eiseres betoogde dat het dwangbevel ten onrechte was opgelegd en dat zij aanspraak maakte op schadevergoeding. De rechtbank overwoog dat de bestuursrechter niet bevoegd is om de rechtmatigheid van het dwangbevel te beoordelen, aangezien dit uitsluitend aan de civiele rechter kan worden voorgelegd. Eiseres had ook een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het griffierecht, wat door de rechtbank als een verschoonbaar verzuim werd aangemerkt, waardoor het beroep ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank concludeerde dat, op basis van artikel 17 van de Invorderingswet 1990, verzet tegen het dwangbevel bij de civiele rechter moet worden ingesteld. Dit betekent dat de bestuursrechter niet kan oordelen over de nevenvordering van schadevergoeding. De rechtbank verklaarde zich derhalve onbevoegd en gaf aan dat eiseres zelf een procedure bij de civiele rechter moet starten om het dwangbevel aan te vechten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.