ECLI:NL:RBDHA:2017:13705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
24 november 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter bij dwangbevel loonheffingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen B.V. X, eiseres, en de ontvanger van de Belastingdienst/Landelijk Incasso Centrum, verweerder. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een dwangbevel dat op 17 maart 2017 is uitgevaardigd, met betrekking tot de betaling van een aanslag loonheffingen over november 2016. Tijdens de zitting op 22 augustus 2017 was eiseres vertegenwoordigd door haar bestuurder, terwijl verweerder niet aanwezig was.

Eiseres betoogde dat het dwangbevel ten onrechte was opgelegd en dat zij aanspraak maakte op schadevergoeding. De rechtbank overwoog dat de bestuursrechter niet bevoegd is om de rechtmatigheid van het dwangbevel te beoordelen, aangezien dit uitsluitend aan de civiele rechter kan worden voorgelegd. Eiseres had ook een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het griffierecht, wat door de rechtbank als een verschoonbaar verzuim werd aangemerkt, waardoor het beroep ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank concludeerde dat, op basis van artikel 17 van de Invorderingswet 1990, verzet tegen het dwangbevel bij de civiele rechter moet worden ingesteld. Dit betekent dat de bestuursrechter niet kan oordelen over de nevenvordering van schadevergoeding. De rechtbank verklaarde zich derhalve onbevoegd en gaf aan dat eiseres zelf een procedure bij de civiele rechter moet starten om het dwangbevel aan te vechten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/2216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2017 in de zaak tussen

[B.V. X], gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,

en

de ontvanger van de Belastingdienst/Landelijk Incasso Centrum, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een dwangbevel.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2017.
Eiseres is vertegenwoordigd door haar bestuurder/enig aandeelhouder [bestuurder]. Verweerder is, met kennisgeving van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Feiten
1. Het dwangbevel is uitgereikt op 17 maart 2017 en heeft betrekking op de verschuldigde betaling van een aanslag loonheffingen over het tijdvak november 2016 (aanslagnummer [aanslagnummer]).
2. Eiseres heeft ten aanzien van het verschuldigde griffierecht een beroep gedaan op
betalingsonmacht.
Geschil
3. Eiseres is van mening dat ten onrechte een dwangbevel is opgelegd en dat zij in verband daarmee aanspraak maakt op schadevergoeding.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de vraag of al dan niet terecht een dwangbevel is opgelegd uitsluitend aan de civiele rechter kan worden voorgelegd, en dat daarom de bestuursrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het onderhavige geschilpunt.
Beoordeling van het geschil
5. Eiseres heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht ten aanzien van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Eiseres heeft dat toegelicht onder meer met een verwijzing naar de aanvraag bij de gemeente Den Haag om bijstand in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en bedrijfskapitaal.
6. In de omstandigheden van het onderhavige geval bestaat grond voor het oordeel dat het niet betalen van griffierecht moet worden aangemerkt als een verschoonbaar verzuim. Het beroep is dan ook ontvankelijk.
7. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 kan tegen (de ten uitvoerlegging van) een dwangbevel verzet worden ingesteld bij de civiele rechter.
Dit heeft tot gevolg dat de bestuursrechter niet bevoegd is om over de rechtmatigheid van het dwangbevel een oordeel te geven. Gevolg hiervan is dat ook geen oordeel kan worden uitgesproken over de nevenvordering van de schadevergoeding.
8. Ter voorlichting aan eiseres wordt nog het volgende opgemerkt.
De bestuursrechter heeft wettelijk geen mogelijkheid de onderhavige beroepszaak in handen te stellen van de civiele rechter. Voor een oordeel van de civiele rechter over het dwangbevel zal eiseres zelf een procedure moeten beginnen bij de civiele rechter.
Daarbij zal opnieuw moeten worden beslist of eiseres in aanmerking kan komen voor vrijstelling van het te betalen griffierecht.
Proceskosten
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.G.J. Konings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.