ECLI:NL:RBDHA:2017:1359

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2017
Publicatiedatum
16 februari 2017
Zaaknummer
09/827538-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen twee slachtoffers in Den Haag

Op 17 februari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij uitgaansgeweld op 21 augustus 2016 in de Herenstraat te 's-Gravenhage. De verdachte werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met anderen schuldig had gemaakt aan geweld tegen beide slachtoffers, maar sprak hem vrij van de zwaardere aanklachten van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op het toebrengen van dodelijk of zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het geweld, de impact op de slachtoffers en de maatschappelijke gevolgen van dergelijk uitgaansgeweld. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.135,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827538-16
Datum uitspraak: 17 februari 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
[geboortedatum] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, huis van bewaring Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 28 november 2016 (pro forma) en
3 februari 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Offers en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. M.C. Nederpel, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 augustus 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1 ] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen althans éénmaal met kracht en/of met geschoeide voet heeft getrapt en/of geschopt tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1 ] (terwijl die [slachtoffer 1 ] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2016 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Herenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1 ] , welk geweld bestond uit het meermalen althans éénmaal (met kracht)
* slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
* (met geschoeide voet) trappen en/of schoppen tegen het lichaam en/of
* (met geschoeide voet) trappen en/of schoppen naar/tegen het hoofd en/of het lichaam, terwijl die [slachtoffer 1 ] op de grond lag en/of
* het gooien van een fiets tegen/naar/op die liggende [slachtoffer 1 ] ;
2.
hij op of omstreeks 21 augustus 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2 ] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen althans éénmaal met kracht en/of met geschoeide voet heeft getrapt en/of geschopt tegen het hoofd van die [slachtoffer 2 ] (terwijl die [slachtoffer 2 ] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2016 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Herenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2 ] , welk geweld bestond uit het meermalen althans éénmaal (met kracht)
* slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
* (met geschoeide voet) trappen en/of schoppen naar/tegen het hoofd, althans het lichaam, terwijl die [slachtoffer 2 ] op de grond lag.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 21 augustus 2016, kort na 05.00 uur in de ochtend, is in de Herenstraat in Den Haag door meerdere personen gevochten, waarbij [slachtoffer 1 ] en [slachtoffer 2 ] gewond zijn geraakt. De verdachte wordt ervan verdacht dat hij daarbij betrokken is geweest. Primair is hem ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling op [slachtoffer 1 ] onderscheidenlijk [slachtoffer 2 ] . Subsidiair is hem ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen die personen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit tot algehele vrijspraak van het tenlastegelegde.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Verklaringen en bevindingen over de gebeurtenissen op 21 augustus 2016
[slachtoffer 1 ] , die aangifte heeft gedaan, heeft verklaard dat hij op 21 augustus 2016 in [café] was in de Herenstraat in Den Haag. Toen de discotheek om 05.00 uur ging sluiten, liep hij met een meisje naar buiten. Een groep van vier of vijf mannen begon tegen hem te schreeuwen, waarop hij terug schreeuwde. Hij liep door en kreeg opeens een klap op zijn oog. Toen hij een klap terug gaf, ging de hele groep zich ermee bemoeien. Hij werd van alle kanten geslagen en geschopt. Hij viel op de grond en werd van meerdere kanten tegelijk geschopt tegen zijn hele lichaam en hoofd. Ook voelde hij dat er een fiets op hem werd gegooid. Hij is door een ambulance naar huis gebracht en had een dag later een zwelling aan de linkerkant van zijn gezicht en een blauw oog. Ook had hij pijn aan zijn kaak, linker pols en ribben. [2]
[slachtoffer 2 ] , die ook aangifte heeft gedaan, heeft verklaard dat hij die nacht aan het werk was als beveiliger van de [snackbar] in de Herenstraat. [3] Hij zag dat vijf jongens op een man aan het inbeuken waren. Hij zag dat ze de man sloegen en schopten toen hij op de grond lag. De man werd geraakt op zijn buik en hoofd. Ook werd er een fiets op de man gegooid. [slachtoffer 2 ] wilde de man helpen. Hij heeft een van de jongens - een brede man met een grijs shirt - aan zijn shirt getrokken en gezegd dat hij moest ophouden. Op dat moment keerde de groep zich tegen hem en werd hij geschopt tegen zijn neus. Hij verloor daardoor zijn evenwicht en is daarna een keer of vijf geschopt. Hij werd op zijn heup geraakt. De man in het grijze shirt heeft hem geslagen. Zijn neus is gebroken, zijn linker heup heeft hij bezeerd en zijn rechterduim overstrekt. [4]
De [getuige] heeft verklaard dat hij die nacht na zijn werk omstreeks 5.05 uur de Herenstraat in liep. Hij zag dat een man die hij kende als beveiliger van de [snackbar] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2 ] ) werd aangevallen door een man met een licht getinte huidskleur, zwart haar, mollig postuur, grijze longsleeve en zwart schoudertasje. Deze man liep in een groep van vijf personen en gaf de beveiliger uit het niets een harde vuistslag tegen zijn hoofd. De beveiliger draaide zich om en hield zijn armen voor zijn hoofd om andere vuistslagen te blokkeren. De beveiliger liep naar achteren, struikelde en viel op de grond. De man gaf hem direct twee harde schoppen tegen zijn bovenlichaam. Een tweede man met een donkere huidskleur, smal postuur, kort zwart haar en een zwarte gewatteerde jas, schopte ook tweemaal op de beveiliger in. Ook een derde man gaf de beveiliger een schop. [getuige] heeft de mannen aangesproken, waarna zij wegliepen. Hij is ingestapt in een politieauto en zag na een minuut rijden de eerste en tweede man lopen met twee vrouwen. Beide mannen zijn op aanwijzen van [getuige] aangehouden. [5]
De op aanwijzen van [getuige] aangehouden mannen zijn de verdachte en [medeverdachte] . De verdachte had verse bloedende krasjes aan zijn beide onderarmen. [medeverdachte] had bloed op zijn shirt en op zijn schoenen. [6]
Ten tijde van hun aanhouding waren de verdachte en [medeverdachte] in het gezelschap van twee vrouwen, [naam] en [naam] . Desgevraagd verklaarden de vrouwen aan de politie dat zij de verdachte en [medeverdachte] die avond hadden leren kennen in [café] . Toen zij naar buiten liepen, zagen zij dat vijf mannen, onder wie de verdachte en [medeverdachte] , aan het vechten waren. Zij zagen dat beiden een man met een rood T-shirt meerdere keren sloegen en schopten. [7]
Er is een bemonstering genomen van bloed dat is aangetroffen op de schoen van de verdachte. Dit is onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut, waarbij een match werd gevonden met het DNA-profiel van [slachtoffer 1 ] . De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. [8]
Het incident in de Herenstraat is opgenomen door bewakingscamera’s. De camerabeelden zijn door een verbalisant bekeken. Zij heeft beschreven dat daarop het volgende is te zien. Om 5.03.40 uur staat een aantal personen bij elkaar. Tussen hen ontstaat een opstootje. De groep verplaatst zich door de straat, duidelijk zichtbaar is dat er een vechtpartij gaande is. Om 5.03.56 uur is de verdachte ook bij deze vechtpartij betrokken. Hij maakt een zwaaiende beweging met zijn arm in de richting van het slachtoffer. [medeverdachte] rent naar de vechtpartij. Om 5.04.27 uur rent [slachtoffer 2 ] in de richting van de vechtpartij. Om 5.05.00 uur valt er een persoon op de grond. Deze wordt hierna geschopt. Er wordt een voorwerp naar hem gegooid. Om 5.05.22 uur wordt [medeverdachte] door [slachtoffer 2 ] meegenomen in de richting van het Plein. Om 5.05.33 uur lopen [medeverdachte] en [slachtoffer 2 ] door de Herenstraat. De verdachte en een andere persoon lopen mee. [medeverdachte] slaat uit het niets [slachtoffer 2 ] tegen het hoofd. Om
5.05.41
uur wordt [slachtoffer 2 ] tegen de grond gegooid door [medeverdachte] . Om 5.05.42 uur wordt [slachtoffer 2 ] geschopt door [medeverdachte] . Om 5.05.45 uur wordt [slachtoffer 2 ] geschopt door de verdachte. Om 5.05.55 uur loopt [medeverdachte] weg en om 5.06.08 uur loopt de verdachte weg. [9] Hoewel het incident waarbij [slachtoffer 1 ] letsel heeft opgelopen - vanuit de camerapositie bekeken - achterin de Herenstraat plaatsvond, heeft de verbalisant, zo begrijpt de rechtbank, de verdachte kunnen herkennen bij dat incident, gelet op de overeenkomsten tussen de kleding zoals te zien op de beelden en de kleding die de verdachte droeg bij zijn aanhouding, alsmede door het terugspoelen van de beelden vanaf een later moment waarop de verdachte herkenbaar in beeld komt tot het moment van het desbetreffende incident en het daarbij volgen van de verdachte op die beelden.
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat bovenstaande beschrijving overeen komt met wat op de camerabeelden is te zien. [10] In aanvulling daarop heeft de rechtbank waargenomen dat het voorwerp dat om 5.05.03 op [slachtoffer 1 ] wordt gegooid een fiets betreft. [11]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die nacht in [café] was. Hij droeg een zwart T-shirt met witte opdruk en een grijze bodywarmer. Toen het sluitingstijd was, ging hij naar buiten. Daar begon een vechtpartij. De verdachte stond er vlakbij. Toen [slachtoffer 2 ] werd mishandeld was de verdachte erbij. Hij heeft [slachtoffer 2 ] een klap gegeven. De verdachte heeft zichzelf herkend op de camerabeelden om 5.05.33 uur en 5.06.08 uur. [12]
Het gebruikte geweld
Op grond van voormelde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat door een groep personen geweld is gebruikt tegen [slachtoffer 1 ] . Daarbij is hij meermalen geslagen en geschopt tegen zijn hoofd en lichaam, deels toen hij op de grond lag. Ook is er een fiets op hem gegooid. Voorts stelt de rechtbank vast dat door een groep personen geweld is gebruikt tegen [slachtoffer 2 ] . Daarbij is hij meermalen geslagen tegen zijn hoofd en, toen hij op de grond lag, meermalen geschopt tegen zijn lichaam. De rechtbank kan niet vaststellen dat [slachtoffer 2 ] is geschopt tegen zijn hoofd. Weliswaar heeft hij zelf verklaard dat hij tegen zijn neus is geschopt, maar op de camerabeelden is dit niet te zien. [getuige] heeft daarover ook niet verklaard. Wel heeft [getuige] verklaard dat [slachtoffer 2 ] is geschopt tegen zijn bovenlichaam toen hij op de grond lag, maar hij heeft niet met zekerheid kunnen zeggen waar [slachtoffer 2 ] werd geraakt. Ook de camerabeelden bieden daarover geen uitsluitsel, terwijl [slachtoffer 2 ] heeft verklaard over schoppen tegen zijn heup.
Kwalificatie van het geweld
Zoals hiervoor is vastgesteld bestond het geweld tegen [slachtoffer 1 ] uit het meermalen slaan en schoppen tegen zijn hoofd en lichaam, en het op hem gooien van een fiets. De rechtbank overweegt dat meermalen slaan en - met name - schoppen tegen het hoofd dodelijk of zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer kan opleveren. Niet ieder slaan of schoppen tegen het hoofd levert echter zodanig letsel op. Of in een concreet geval sprake is van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zodanig letsel, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer de kracht waarmee en de wijze waarop is geslagen of geschopt een rol.
In dit geval bestaat onduidelijkheid over de omstandigheden waaronder [slachtoffer 1 ] tegen zijn hoofd is geslagen en geschopt. Hij heeft daarover zelf niet verklaard, anders dan dat het geweld “van alle kanten” kwam. Op de camerabeelden is niet te zien hoe hij precies is geslagen en geschopt en waar hij precies is geraakt. Ook getuigen hebben daarover niet verklaard. De rechtbank kan daarom niet uit de geweldshandelingen afleiden dat een aanmerkelijke kans op het ontstaan van dodelijk of zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1 ] bestond. Ook uit het door [slachtoffer 1 ] opgelopen letsel - gezwollen gezicht, blauw oog en pijnlijke kaak, pols en ribben - kan de rechtbank niet afleiden dat hij zodanig is geschopt en geslagen dat die aanmerkelijke kans bestond. Daarbij is van belang dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, niet kan vaststellen dat [slachtoffer 1 ] door het geweld buiten bewustzijn is geraakt. Desgevraagd heeft hij daarover zelf verklaard dat hij “in shock” was, maar dat hij niet meer weet of hij buiten bewustzijn was. Dat op de beelden is te zien dat [slachtoffer 1 ] enige minuten roerloos is blijven liggen, is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat hij bewusteloos is geweest.
Zoals hiervoor eveneens is vastgesteld bestond het geweld tegen [slachtoffer 2 ] uit het meermalen slaan tegen zijn hoofd en meermalen schoppen tegen zijn lichaam. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in de gegeven omstandigheden die geweldshandelingen niet een aanmerkelijke kans op het ontstaan van dodelijk of zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2 ] met zich brachten.
Het voorgaande leidt ertoe dat niet kan worden bewezen dat de personen die geweld hebben gebruikt tegen [slachtoffer 1 ] en [slachtoffer 2 ] opzet op het toebrengen van dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel hadden. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag dan wel tot zware mishandeling. Wel acht de rechtbank bewezen dat sprake is geweest van het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen [slachtoffer 1 ] en [slachtoffer 2 ] , zoals onder 1 subsidiair en 2 subsidiair is ten laste gelegd. De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de verdachte daarbij in zodanige mate betrokken was, dat hij daarvoor (mede) verantwoordelijk kan worden gehouden.
Betrokkenheid van de verdachte bij het geweld
De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij het geweld tegen [slachtoffer 1 ] . Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij wel in de buurt was van de vechtpartij, dat hij ten val is gekomen, is opgestaan en weggelopen. Op de camerabeelden is dit echter niet te zien. Wel is daarop te zien dat de verdachte naar de groep is toegelopen op het moment dat vanuit die groep al geweld werd gebruikt tegen [slachtoffer 1 ] . Ook is te zien dat de verdachte vervolgens een zwaaiende beweging richting [slachtoffer 1 ] heeft gemaakt. [naam] en [naam] , de vrouwen in wier gezelschap de verdachte was ten tijde van zijn aanhouding, hebben verklaard dat zij hebben gezien dat de verdachte een man met een rood T-shirt (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1 ] ) meerdere keren heeft geslagen en geschopt. Op de schoen van de verdachte is daarnaast bloed van [slachtoffer 1 ] aangetroffen. De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat de verdachte bewust het geweld heeft opgezocht, door zijn aanwezigheid heeft bijgedragen aan het getalsmatige overwicht van de groep tegenover [slachtoffer 1 ] en zich niet heeft gedistantieerd van het geweld, maar daaraan juist heeft meegedaan. Gelet daarop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een voldoende wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tegen [slachtoffer 1 ] gepleegde geweld om daarvoor (mede) verantwoordelijk te kunnen worden gehouden.
De verdachte heeft voorts verklaard dat zijn betrokkenheid bij het geweld tegen [slachtoffer 2 ] zich heeft beperkt tot het geven een klap. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte met een andere persoon - op korte afstand - is meegelopen met [medeverdachte] en [slachtoffer 2 ] terwijl zij zich door de Herenstraat bewogen. De verdachte was erbij toen [slachtoffer 2 ] een klap kreeg. Vervolgens heeft hij zich met anderen richting [slachtoffer 2 ] bewogen nadat deze ten val was gekomen en hem als tweede geschopt. Dit vindt bevestiging in de verklaring van [getuige] . De verdachte past in het signalement van de tweede man die [getuige] heeft zien schoppen en hij is kort daarna door [getuige] aangewezen als een van de daders. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte wederom bewust het geweld heeft opgezocht, door zijn aanwezigheid heeft bijgedragen aan het getalsmatige overwicht van de groep tegenover
[slachtoffer 2 ] en zich niet heeft gedistantieerd van het geweld, maar daaraan juist heeft meegedaan. Gelet daarop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een voldoende wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tegen [slachtoffer 2 ] gepleegde geweld om ook daarvoor (mede) verantwoordelijk te kunnen worden gehouden.
De rechtbank acht dus het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 21 augustus 2016 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op de openbare weg, de Herenstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1 ] , welk geweld bestond uit het meermalen
* slaan tegen het hoofd en het lichaam en
* met geschoeide voet trappen en/of schoppen tegen het lichaam en
* met geschoeide voet trappen en/of schoppen naar/tegen het hoofd en het lichaam, terwijl die [slachtoffer 1 ] op de grond lag en
* het gooien van een fiets op die liggende [slachtoffer 1 ] ;
2.
hij op 21 augustus 2016 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op de openbare weg, de Herenstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2 ] , welk geweld bestond uit het meermalen
* slaan tegen het hoofd en
* met geschoeide voet trappen en/of schoppen naar/tegen het lichaam, terwijl die [slachtoffer 2 ] op de grond lag.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
onder 1 subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
onder 2 subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en begeleid wonen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, verzocht aan de verdachte ten hoogste een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht en daarnaast een voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich in de vroege ochtend van 21 augustus 2016 samen met vier anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld. Ogenschijnlijk zonder aanleiding hebben zij [slachtoffer 1 ] meerdere keren geschopt en geslagen tegen zijn hoofd en lichaam. [slachtoffer 1 ] is van de ene naar de andere kant van de straat gesleurd en ten val gebracht. Ook toen hij op de grond lag, ging het geweld door en hebben zij nog een fiets op hem gegooid. Toen [slachtoffer 2 ] hem probeerde te ontzetten, richtte het geweld zich tegen hem. Ook hij is geslagen en toen hij op de grond lag meerdere keren geschopt. Dit alles vond plaats op straat, in een drukbezocht uitgaansgebied, kort na sluitingstijd, toen daar vele voorbijgangers waren.
Door aan dit geweld een bijdrage te leveren, heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Zij hebben beiden letsel opgelopen waarvoor zij medische behandeling nodig hebben gehad. Daar komt bij dat dit soort uitgaansgeweld ook een grote impact heeft op de samenleving in het algemeen en getuigen van dat geweld in het bijzonder, doordat het in niet geringe mate gevoelens van onveiligheid aanwakkert. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan. Daarbij weegt zij nog in het bijzonder in zijn nadeel mee dat het hier gaat om twee losstaande uitbarstingen van geweld in dezelfde nacht, waarvan er een was gericht tegen een beveiliger die het eerdere slachtoffer juist te hulp was geschoten, en dat de verdachte heeft bijgedragen aan het ontstaan van een zeer ongelijke situatie van vijf daders tegen één slachtoffer.
De rechtbank heeft kennis genomen van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 februari 2017, waaruit blijkt dat hij onder meer in 2013 en 2015 is veroordeeld voor een geweldsdelict. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de verdachte betreffende strafkaart Justitiële Documentatie van dezelfde datum, waaruit blijkt dat hij in 2004 op Curaçao is veroordeeld tot een gevangenisstraf van aanzienlijke duur voor het medeplegen van een levensdelict. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van de verdachte.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het over de verdachte door Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering uitgebrachte reclasseringsadvies van 22 november 2016 en de aanvulling daarop bij e-mailbericht van 24 januari 2017. Daarin staat dat de verdachte een gebrek heeft aan zelfinzicht en moeite heeft met het beheersen van zijn emoties als hij het gevoel heeft dat hem onrecht wordt aangedaan. Ook is hij beperkt in zijn oplossingsvaardigheden. De reclassering vermoedt dat de verdachte een beneden gemiddelde intelligentie heeft. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De reclassering adviseert de verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden (1) een meldplicht, onder meer om de verdachte te ondersteunen bij het ordenen van zijn praktische zaken (huisvesting, financiën, dagbesteding), (2) een ambulante behandelverplichting bij De Waag, voor onderzoek naar zijn intelligentieniveau en ter vergroting van zijn oplossingsvaardigheden, en (3) opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard hulp van de reclassering te aanvaarden.
Alles afwegende, met name gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en het strafblad van de verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De op te leggen straf is van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde geweld niet kwalificeert als een poging tot doodslag, maar als openlijke geweldpleging. De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen en daaraan - mede gelet op het als hoog ingeschatte recidiverisico - een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit en om daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De inhoud van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2 ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding groot € 1.550,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bestaat uit € 800,00 aan materiële schade, zijnde het eigen risico van de zorgverzekering, en € 750,00 aan immateriële schade.
7.2
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke, hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.135,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de hoofdelijke verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag, ten behoeve van het slachtoffer.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde zou komen, op het standpunt gesteld dat de materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Met betrekking tot de immateriële schade heeft zij zich op het standpunt gesteld dat deze niet is veroorzaakt door het handelen van de verdachte, omdat hij niet de klap heeft gegeven die de gebroken neus van de benadeelde partij heeft veroorzaakt. Daarom moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, dan wel moet de vordering worden afgewezen, aldus de raadsvrouw.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde feit. Hierbij overweegt de rechtbank dat, gelet op het bepaalde in artikel 6:166 BW, voor de schadeplichtigheid van verdachte niet bepalend is of verdachte het letsel zelf heeft veroorzaakt.
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de materiële schade (eigen risico verzekering) toewijzen tot een bedrag van € 385,--, zijnde het wettelijk minimum eigen risico. De benadeelde heeft zijn stelling dat hij een hoger eigen risico heeft dan dat bedrag onvoldoende onderbouwd, zodat de gevorderde materiële schade voor het meerdere niet toewijsbaar is. Omdat heropening van het onderzoek ter terechtzitting om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering in zoverre nader te onderbouwen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van de vordering.
Met betrekking tot de verzochte vergoeding van immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op het bewezenverklaarde staat vast dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 750,-- billijk gelet op het letsel en de ondervonden pijn.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.135,--. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 21 augustus 2016.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 1.135,-- vermeerderd met de wettelijke rente van 21 augustus 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2 ] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
onder 1 subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
onder 2 subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
20 (TWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na het einde van zijn detentie meldt bij Leger des Heils Jeugdbescherming en [reclassering] , en zich gedurende de proeftijd blijft melden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar worden gegeven;
- gedurende de proeftijd verblijft bij Stichting DOOR of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 2 ]gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2 ] een bedrag van
€ 1.135,00, bestaande uit € 385,00 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 augustus 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 1.135,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
21 augustus 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2 ] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
21 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen door de verdachte en/of zijn mededader(s) aan de benadeelde partij de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen door de verdachte en/of zijn mededader(s) aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. D.E. Alink, rechter,
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 februari 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016232755, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, districtsrecherche Den Haag-Centrum (doorgenummerd p. 2 t/m 154).
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1 ] d.d. 22 augustus 2016, p. 53-54.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2 ] d.d. 21 augustus 2016, p. 46.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2 ] d.d. 29 augustus 2016, p. 101 t/m 103.
5.Processen-verbaal van verhoor [getuige] d.d. 21 en 28 augustus 2016, p. 59-60 en
6.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] d.d. 21 augustus 2016, p. 12, en proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte] d.d. 21 augustus 2016, p. 30-31.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2016, p. 66.
8.Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek d.d. 13 oktober 2016, p. 121-122.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 augustus 2016, p. 67 t/m 73 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 oktober 2016, p. 138.
10.Waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 3 februari 2017.
11.Waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 3 februari 2017.
12.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 februari 2017.