Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2017 in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
dat jeugdconsulenten, die immers allemaal SKJ-geregistreerd zijn en in dat kader bijscholing moeten volgen, bij uitstek de jeugdprofessionals zijn met de vereiste deskundigheid om de concrete hulpbehoefte vast te stellen, als sprake is van populaire ziektebeelden met een breed spectrum aan diversiteit, waaronder een brede categorie personen te plaatsen is, zoals ADD. (…) In dit geval is er volgens het college dan ook geen specifieke deskundigheid vereist, buiten het stellen van de diagnose”. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. De jeugdconsulent noch de indicatieadviseur zijn immers aan te merken als medisch deskundig, laat staan als specialist op het gebied van (jeugd)psychiatrische stoornissen, zoals onder meer ADD. Bovendien zijn beide adviseurs bij de vaststelling van de problematiek alleen afgegaan op de door eiseres verstrekte informatie, hetgeen de rechtbank onvoldoende acht voor een afgewogen oordeel. Het feit dat volgens verweerder sprake is van een ‘populair ziektebeeld’ waaronder een brede categorie personen is te plaatsen, doet daar niets aan af. Het gaat immers om de individuele vaststelling van de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van [zoon 1] in de fase waarin hij zich ten tijde van het onderzoek bevindt.
Moeder werkt bewust niet. Moeder benoemt dat er teveel onvoorziene omstandigheden zijn om te kunnen werken. Moeder geeft aan voor [zoon 1] beschikbaar te moeten zijn. Moeder benoemt dat het met haar zoon [zoon 2] niet goed is gegaan. Hij heeft verkeerde dingen gedaan en ging met verkeerde mensen om. Moeder heeft de angst dat het ook fout gaat met [zoon 1] en wil hem hiervoor behoeden”. Ook de MO-zaak benoemt de financiële situatie van moeder, waar wordt gerapporteerd dat het pgb toereikend is. Dat verweerder een en ander in de situatie van [zoon 1] als onderdeel van de jeugdhulpvraag heeft meegenomen (éénoudergezin, waarbij moeder niet werkt, toereikend pgb), houdt ook in dat in het vervolg van de beoordeling niet kan worden volstaan met de overweging dat het belang van eiseres om te voorzien in een inkomen niet meegewogen hoeft te worden bij het bepalen van de eigen mogelijkheden om zelf te voorzien in de nodige hulp. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt evenmin toereikend is gemotiveerd. Ook hierom is het beroep gegrond.