ECLI:NL:RBDHA:2017:13573
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Cubaanse taxichauffeur op economische gronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een Cubaanse taxichauffeur tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Veiligheid en Justitie. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. Eiser, geboren in 1982, had aangevoerd dat hij vanwege corruptie door de politie in Cuba zijn land had verlaten. De rechtbank erkende de geloofwaardigheid van zijn identiteit en nationaliteit, maar concludeerde dat zijn vertrek voornamelijk economische motieven had en niet voldeed aan de criteria voor asiel. Eiser had tijdens het nader gehoor herhaald dat zijn problemen voortkwamen uit zijn werk als taxichauffeur en niet uit politieke activiteiten. De rechtbank stelde vast dat de groep van taxichauffeurs in Cuba niet als een sociale groep onder het Vluchtelingenverdrag kon worden aangemerkt. Eiser had ook niet aangetoond dat hij als dissident zou worden beschouwd bij terugkeer naar Cuba. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser om prejudiciële vragen af. De uitspraak benadrukt het belang van het onderscheid tussen economische en asielgerelateerde motieven voor vluchtelingenstatus.