ECLI:NL:RBDHA:2017:13503

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
NL17.9830
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische minderjarige en verantwoordelijkheidsbepaling onder Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Veiligheid en Justitie, waarbij de aanvraag van een Syrische minderjarige voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling werd genomen. De rechtbank oordeelde dat het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, maar dat dit in strijd was met artikel 8, eerste lid, van de Dublinverordening. De eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, had op 15 maart 2017 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 28 september 2017 afgewezen op grond van de verantwoordelijkheid van het Verenigd Koninkrijk. Tijdens de zitting op 19 oktober 2017, waar ook een tolk en een jeugdbeschermer aanwezig waren, werd de situatie van de eiseres besproken. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de minderjarige in dit geval niet voldoende waren meegewogen door de verweerder, en dat de wens van de eiseres om in Nederland te blijven, ondersteund door een deskundigenadvies van Nidos, zwaar moest wegen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om de asielaanvraag van eiseres binnen vier weken inhoudelijk te behandelen. Tevens werd de verweerder veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiseres tot een bedrag van € 990,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.9830
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en
de minister van Veiligheid en Justitie,voorheen: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. S.F.E. Verdonck).

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 15 maart 2017 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.9831, plaatsgevonden op 19 oktober 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Shikh Salo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen [familielid], familielid van eiseres en J. van der Zijden, jeugdbeschermer van het Nidos te Breda.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen vier weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal de asielaanvraag van eiseres inhoudelijk in behandeling te nemen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,-.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres is van Syrische nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum].
3. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij het Verenigd Koninkrijk een verzoek om overname gedaan op grond van artikel 8, eerste lid, van de Dublinverordening omdat de broers van eiseres wettig verblijf hebben in het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk heeft dit verzoek op 4 juli 2017 aanvaard.
4. De rechtbank stelt voorop dat het Verenigd Koninkrijk alleen dan verantwoordelijk is op grond van artikel 8, eerste lid, van de Dublinverordening, als dat in het belang van eiseres is. De rechtbank overweegt verder dat de situatie van eiseres grote gelijkenis vertoont met de situatie van de minderjarige die beoordeeld is in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 23 december 2016 (ECLI:NL:RBOVE:2016:5126). Ook in die zaak was sprake een uitdrukkelijke wens van een minderjarig meisje van 15 jaar om in Nederland te blijven, alsmede van een duidelijk standpunt van Nidos, een deskundigenadvies, dat haar belang het meest ermee gediend was dat haar asielverzoek in Nederland in behandeling werd genomen. In die zaak is verweerder zonder voldoende motivering aan het standpunt van de voogd voorbijgegaan.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is dat ook in de zaak van eiseres het geval.
De rechtbank volgt niet het standpunt van verweerder ter zitting dat uit de rapportage van het Nidos van 7 september 2017 zou volgen dat alleen rekening is gehouden met de wens van eiseres om in Nederland te verblijven. Nidos heeft naar het oordeel van de rechtbank bij de beoordeling van het belang van eiseres meerdere aspecten in ogenschouw genomen, zoals de wens van haar ouders in Syrië, de gewenste continuïteit van een stabiele leefomgeving voor haar verdere ontwikkeling, en de zorg voor haar die door haar familie in Nederland wordt gegeven. De rechtbank is van oordeel dat het Nidos bij uitstek deskundig is om de belangen van de minderjarige te beoordelen, zodat aan die beoordeling zwaar gewicht moet worden toegekend. Verweerder heeft tegen het standpunt van Nidos niets wezenlijks ingebracht, behalve de stelling dat het belang van eiseres het meest ermee gediend is met behandeling van haar asielverzoek door het Verenigd Koninkrijk omdat haar broers daar wettig verblijven. De broers hebben echter kort voor de zitting per brief laten weten dat zij de wens van eiseres om in Nederland te blijven ondersteunen.
6. De rechtbank stelt tot slot vast dat verweerder bij het claimverzoek aan het Verenigd Koninkrijk alleen heeft vermeld dat de broers van eiseres daar verblijven en dat eiseres liever in Nederland wil blijven. Het Verenigd Koninkrijk heeft ten tijde van het claimakkoord van 4 juli 2017 derhalve geen kennis gehad van het nadien uitgebracht advies van Nidos.
7. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat Nederland de verantwoordelijke lidstaat is voor eiseres. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 8, eerste lid, van de Dublinverordening. De rechtbank draagt verweerder op om binnen vier weken de asielaanvraag van eiseres inhoudelijk in behandeling te nemen.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Evenhuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2017.
griffier
Rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.