ECLI:NL:RBDHA:2017:13503
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Syrische minderjarige en verantwoordelijkheidsbepaling onder Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Veiligheid en Justitie, waarbij de aanvraag van een Syrische minderjarige voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling werd genomen. De rechtbank oordeelde dat het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, maar dat dit in strijd was met artikel 8, eerste lid, van de Dublinverordening. De eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, had op 15 maart 2017 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 28 september 2017 afgewezen op grond van de verantwoordelijkheid van het Verenigd Koninkrijk. Tijdens de zitting op 19 oktober 2017, waar ook een tolk en een jeugdbeschermer aanwezig waren, werd de situatie van de eiseres besproken. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de minderjarige in dit geval niet voldoende waren meegewogen door de verweerder, en dat de wens van de eiseres om in Nederland te blijven, ondersteund door een deskundigenadvies van Nidos, zwaar moest wegen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om de asielaanvraag van eiseres binnen vier weken inhoudelijk te behandelen. Tevens werd de verweerder veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiseres tot een bedrag van € 990,-.