Overwegingen
1. Eiseres is van Iraanse nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum]. Op 21 juli 2015 heeft eiseres voor de eerste maal een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 12 juni 2017 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw. Verweerder heeft in dat besluit gesteld dat het asielrelaas van eiseres en haar gestelde bekering tot het christendom niet geloofwaardig zijn. Dit besluit is bij uitspraak van 10 juli 2017 van deze rechtbank en zittingsplaats, waarbij het beroep wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard, in rechte komen vast te staan.
2. Op 19 september 2017 heeft eiseres een opvolgende asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft aan deze aanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Bij haar is sprake van geloofsverdieping en ter onderbouwing hiervan heeft zij de volgende stukken overgelegd: een ongedateerde verklaring van de voorzitter en van de voorganger van de Baptistengemeente De Schutse te Hoogeveen, een verklaring van ds [getuige] van de Batistengemeente De Schutse van 24 juni 2017, een cd met liederen, foto`s van een onderdompeling en een interview met eiseres gepubliceerd in Baptisten.nu van maart 2017. Door het geloof heeft eiseres haar angsten overwonnen en durft zij thans te verklaren dat zij in Iran op afstand was getrouwd met een veel oudere man die in het Verenigd Koninkrijk verblijft. Het betrof een gedwongen tijdelijk huwelijk (sigheh) dat haar streng islamitische vader heeft geregeld om eerwraak te voorkomen.
3. Bij het bestreden besluit is de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Voorts is een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat bovengenoemde stukken en verklaringen niet als nieuwe elementen of bevindingen kunnen worden aangemerkt. Voorts is er geen sprake van bijzondere feiten of omstandigheden als bedoeld in rechtsoverweging 45 van het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 19 februari 1998 in de zaak Bahaddar. Net als in de vorige asielprocedure, heeft eiseres nog steeds geen inzicht gegeven in haar motieven voor en het proces van haar bekering.
De twee overgelegde schriftelijke verklaringen zijn evenmin als nieuwe elementen of bevindingen aan te merken, nu eiseres tijdens de vorige asielprocedure een soortgelijke verklaring heeft overgelegd. Het in maart 2017 verschenen artikel had in de vorige procedure ingebracht kunnen worden, zodat het evenmin als novum is aan te merken. Met de overgelegde foto’s en cd heeft eiseres geen inzicht gegeven in haar motieven voor en het proces van bekering, zodat deze niet leiden tot een ander oordeel.
Daarnaast zijn de verklaringen van eiseres ten aanzien van de gedwongen uithuwelijking evenmin als nieuwe elementen of bevindingen aan te merken. Zij had deze immers tijdens de vorige procedure aan kunnen en moeten voeren en zij heeft geen verschoonbare reden aangevoerd voor het niet melden ervan. Bovendien strookt de gestelde gedwongen uithuwelijking niet met haar verklaringen over de redenen van vertrek in de vorige asielprocedure, aldus verweerder.
4. Op wat eiseres in beroep heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank volgt niet de stelling van eiseres dat zij tijdens het gehoor opvolgende asielaanvraag op 19 september 2017 onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om nieuwe elementen en bevindingen naar voren te brengen, en dat zij daarom opnieuw gehoord zou moeten worden. Blijkens het verslag van dit gehoor is eiseres immers in de gelegenheid gesteld om opmerkingen, wijzigingen of aanvullingen te geven op haar verklaringen in de voorgaande asielprocedure. Tijdens het gehoor zijn haar ook specifieke vragen gesteld, zoals over de redenen waarom zij niet eerder over haar gestelde uithuwelijking heeft verklaard en over de gestelde verdieping van haar geloof. Eiseres heeft aan het eind van het gehoor verklaard dat zij tevreden is over de manier waarop het interview verlopen is en dat zij geen op- of aanmerkingen over de tolk heeft. Voorts heeft zij desgevraagd geantwoord dat zij de tolk goed begrepen en verstaan heeft.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres met betrekking tot haar gestelde bekering geen nieuwe elementen en bevindingen naar voren zijn gebracht. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat eiseres nog immer niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in haar geval sprake is van een oprechte bekering. Haar verklaringen zijn algemeen en oppervlakkig van aard en geven nog steeds geen inzicht in haar motieven voor en het proces van haar bekering. Verweerder heeft voorts terecht gesteld dat de overgelegde schriftelijke verklaringen van de Baptistengemeente De Schutse niet als nieuwe elementen en bevindingen kunnen worden aangemerkt, nu in de vorige procedure een soortgelijke verklaring van deze Baptistengemeente is overgelegd. Verweerder heeft hierbij tevens terecht overwogen dat deze verklaringen weliswaar kunnen dienen ter staving van een gestelde bekering, maar dat van eiseres verwacht mag worden dat zij zelf overtuigende verklaringen kan afleggen over haar bekeringsmotieven en het proces van bekering, hetgeen zij niet heeft gedaan. Om dezelfde reden geeft de ter zitting afgelegde verklaring van ds. [getuige] geen aanleiding tot een ander oordeel. Tot slot heeft verweerder terecht gesteld dat eiseres het artikel in Baptisten.nu, gelet op de verschijningsdatum, in de eerdere asielprocedure had kunnen inbrengen, en dat de overgelegde foto’s en cd geen inzicht geven in haar motieven voor en het proces van haar bekering.
7. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat het gestelde gedwongen tijdelijk huwelijk (sigheh) niet als nieuw element of bevinding kan worden aangemerkt. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat eiseres niet heeft gerechtvaardigd dat zij dit niet in de vorige asielprocedure naar voren heeft gebracht. Angst en schaamte kunnen niet als verschoonbare redenen worden aangemerkt. De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat eiseres in de vorige asielprocedure tijdens het nader gehoor op 13 oktober 2015 en het aanvullend gehoor op 15 april 2016 uitgebreid de mogelijkheid heeft gehad om haar asielrelaas naar voren te brengen. Verweerder heeft bovendien terecht opgemerkt dat de gestelde gedwongen uithuwelijking niet strookt met haar verklaringen over de redenen van haar vertrek tijdens de vorige asielprocedure. Ze heeft toen immers verklaard dat zij direct nadat haar vader op de hoogte was geraakt van haar geheime relatie met een neef van haar buurmeisje, is ondergedoken en haar land van herkomst heeft verlaten.
8. De rechtbank is tot slot van oordeel dat niet gebleken is van bijzondere feiten en omstandigheden, als bedoeld in rechtsoverweging 45 van het arrest Bahaddar. Niet is immers gebleken dat eiseres een evident risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
9. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard.
10. Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.