In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de minister van Buitenlandse Zaken, gedateerd 25 oktober 2016. De rechtbank Den Haag heeft op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in de bodemzaak met zaaknummer 16/29346. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser was verplicht om griffierecht te betalen, vastgesteld op € 168,-. De griffier heeft eiser meermalen de gelegenheid gegeven om het griffierecht te voldoen, maar eiser heeft dit niet gedaan. Op 27 februari 2017 is eiser in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken te betalen, en op 11 april 2017 is eiser nogmaals gewezen op de betalingsverplichting. Aangezien eiser het griffierecht niet heeft betaald en niet is gebleken dat dit eiser niet is toe te rekenen, heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen.