ECLI:NL:RBDHA:2017:13497
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek zonder bekend adres
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser die met onbekende bestemming is vertrokken. De eiser had op 19 september 2017 een beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Veiligheid en Justitie, die had besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit besluit was genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag van de eiser.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eiser op 25 juli 2017, nog voordat het voornemen tot afwijzing van zijn aanvraag was uitgebracht, met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de eiser heeft aangegeven dat er geen contact meer is met de eiser, en de rechtbank heeft zich afgevraagd of de eiser nog procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank concludeert dat, gezien het feit dat de eiser is vertrokken zonder bekend adres en er geen contact is met zijn gemachtigde, de eiser kennelijk geen belang hecht aan de beoordeling van zijn beroep.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet in te stellen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.