Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Ghanese nationaliteit. Eiseres verblijft sinds 1996 in Nederland en heeft verschillende verblijfsrechtelijke procedures gevoerd, maar is nooit in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning. Sinds 2005 heeft zij een relatie met referent, geboren op [geboortedatum], die in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Op 26 mei 2016 heeft eiseres een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘familieleven op grond van artikel 8 EVRM’ ingediend.
2. Bij besluit van 26 juli 2016 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen en aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze afwijzing en dit verbod gehandhaafd en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres beschikt niet over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en verweerder stelt zich op het standpunt dat uitzetting niet in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), zodat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Verweerder heeft daartoe overwogen dat sprake is van een eerste toelating, zodat de uitgangspositie van eiseres minder sterk is. Eiseres heeft gezinsleven met referent, maar de weigering haar verblijf toe te staan levert geen inmenging op. Eiseres heeft nooit rechtmatig verblijf gehad en is herhaaldelijk aangezegd Nederland te verlaten. Door toch familieleven aan te gaan, heeft zij de Nederlandse overheid voor een voldongen feit gesteld. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat er geen sprake is van objectieve, dan wel subjectieve belemmeringen om het familieleven in Ghana uit te oefenen. Haar partner heeft weliswaar de Nederlandse nationaliteit, maar hij is van Ghanese afkomst en bekend met de Ghanese taal en cultuur. Ten aanzien van zijn medische omstandigheden heeft eiseres niet aangetoond dat er geen behandeling mogelijk is in Ghana. Niet is gebleken dat hij voor medische zorg op Nederland is aangewezen. Met betrekking tot het privéleven van eiseres stelt verweerder zich op het standpunt dat niet is gebleken van banden met Nederland die de gebruikelijke banden overstijgen. Daarnaast overweegt verweerder dat eiseres voor haar komst naar Nederland 31 jaar in Ghana heeft gewoond, zodat ervan uitgegaan wordt dat zij in Ghana nog privéleven heeft of dat kan opbouwen.
3. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd.
Ingevolge artikel 3.71, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv.
Ingevolge artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder l, van het Vb is van het vereiste van een geldige mvv op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw vrijgesteld de vreemdeling van wie uitzetting in strijd met artikel 8 van het EVRM zou zijn.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het EVRM heeft een ieder recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Ingevolge artikel 8, tweede lid, van het EVRM is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
5. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en, indien dit het geval is, of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’ tussen enerzijds het belang van de vreemdeling bij de uitoefening van het familie- en gezinsleven hier te lande en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse samenleving bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid. Deze maatstaf impliceert dat de toetsing door de rechtbank enigszins terughoudend dient te zijn.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit niet alle door eiseres aangevoerde feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken. Eiseres heeft in bezwaar aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan het feit dat er een zogenaamde gedoogsituatie is ontstaan. Eiseres is sinds haar eerste aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning in 1998 altijd in beeld geweest bij de Nederlandse overheid. Zij staat ook ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), waardoor haar woonadres steeds bekend was bij verweerder. Toch is zij niet, dan wel onvoldoende, begeleid bij haar terugkeer. Deze omstandigheden heeft verweerder niet bij het bestreden besluit betrokken.
7. Bij het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat nimmer sprake is geweest van een gedogen door de Nederlandse overheid, nu eiseres bij herhaling is medegedeeld dat zij niet rechtmatig in Nederland verblijft en zij Nederland binnen afzienbare tijd, dan wel onmiddellijk, dient te verlaten. Daarnaast heeft eiseres in alle door haar gevoerde procedures steeds doorgeprocedeerd, zodat niet gezegd kan worden dat de Nederlandse overheid onredelijk lang heeft stilgezeten. Deze door eiseres aangevoerde omstandigheden leiden daarom niet tot een andere uitkomst van de belangenafweging.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft betwist dat eiseres al 21 jaar in Nederland verblijft en steeds bij de overheid in beeld is geweest en dat bekend was waar zij verbleef, vanwege haar inschrijving in de BRP. Desondanks heeft de overheid nooit een poging gedaan om eiseres uit te zetten naar haar land van herkomst. Uit de stukken blijkt dat eiseres sinds 1998 meerdere verblijfsrechtelijke procedures heeft gevoerd, maar dat neemt niet weg dat zij gedurende een deel van die procedures geen rechtmatig verblijf had en dus uitzetbaar was. Bovendien is gebleken dat in 2009 aan eiseres een Burgerservicenummer (BSN) is verstrekt, zodat gezegd kan worden dat het verblijf van eiseres in Nederland niet alleen is getolereerd, maar zelfs gefaciliteerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee geen, dan wel onvoldoende rekening gehouden in de belangenafweging.
9. Vervolgens is in geschil of sprake is van objectieve belemmeringen om het familieleven in Ghana uit te oefenen. Eiseres heeft in beroep betoogd dat, gelet op de medische documenten aangaande de medische situatie van referent die zij bij haar aanvraag heeft overgelegd, verweerder gehouden was onderzoek te doen naar de mogelijke verblijfsrechtelijke consequenties daarvan.
10. Uit de overgelegde medische informatie van de revalidatiearts van referent van 23 juni 2017 blijkt dat referent als gevolg van een herseninfarct in 2015 een aantal lichamelijke en cognitieve beperkingen heeft. Hij ondergaat daarvoor geen behandeling meer, hij gebruikt wel medicatie. De arts stelt bovendien dat het voor referent mogelijk is om te reizen en naar Ghana te verhuizen. Referent is zelfstandig in het functioneren, maar vanwege zijn verlaagde mentale belastbaarheid kosten verschillende taken hem meer energie. Hierbij valt hij af en toe terug op de hulp van eiseres bij diverse activiteiten gedurende de dag. Nu uit het voorgaande niet blijkt dat eiser medische behandeling nodig heeft die in Ghana niet voorhanden is, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de medische situatie van referent geen objectieve belemmering vormt.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter onvoldoende gemotiveerd waarom er geen sprake is van subjectieve belemmeringen om het familie- en privéleven in Ghana uit te oefenen. Verweerder heeft onvoldoende onderzocht of er bij terugkeer naar Ghana mogelijkerwijs sprake zal zijn van ‘social and professional difficulties’ zoals bedoeld in het arrest Butt tegen Noorwegen van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 4 december 2012 nr. 47017/09. Eiseres verblijft inmiddels 21 jaar in Nederland, gedurende welke periode zij banden met Nederland heeft opgebouwd en haar banden met Ghana zijn afgenomen. Daarbij moet tevens de leeftijd van eiseres en referent in aanmerking genomen worden, alsmede de lichamelijke beperkingen van referent. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom deze aspecten, in onderlinge samenhang bezien, niet in het voordeel van eiseres zijn meegewogen.
12. De rechtbank komt gelet op wat onder 9 en 12 is overwogen tot de conclusie dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
12. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 990,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van en een wegingsfactor 1).