Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Iraakse nationaliteit. Op 26 augustus 2015 heeft hij een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij een geheime relatie onderhield met zijn vriendin [vriendin]. Op enig moment is hij door een man op straat betrapt toen hij bij het huis van zijn vriendin over het hek klom. Toen deze man bemerkte dat eiser alcohol had gedronken, heeft hij eiser geslagen. Eiser heeft de man teruggeslagen met diens tas, hij heeft de tas op de grond gegooid en hij is weggerend. Later hoorde eiser dat er politieagenten bij zijn ouders zijn geweest en dat zijn vader hen te kennen heeft gegeven dat hij eiser heeft verstoten. Ook hoorde eiser achteraf dat de man op straat imam was, dat in zijn tas een Koran zat en dat de imam tijdens het vrijdaggebed heeft gezegd dat eisers dood geoorloofd is vanwege het verontreinigen van de Koran.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder stelt zich op het standpunt dat alle elementen van eisers asielrelaas ongeloofwaardig zijn, met uitzondering van diens identiteit, nationaliteit en herkomst.
3. In beroep stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank gaat hieronder in op hetgeen eiser in dat verband heeft aangevoerd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft terecht aan eiser tegengeworpen dat die tegenstrijdig heeft verklaard over de beweegreden om zijn relatie geheim te houden. Immers heeft eiser enerzijds verklaard dat hij nog niet klaar was voor een huwelijk en anderzijds dat hij nog niet genoeg geld had. Eisers lezing dat een en ander in elkaars verlengde ligt, volgt naar het oordeel van de rechtbank niet uit diens verklaringen. Gevraagd om de stelling te verduidelijken dat hij nog niet klaar was voor een huwelijk, heeft eiser op pagina 10 van het verslag van het nader gehoor juist verklaard dat hij wilde wachten totdat hij wat ouder was.
5. Daarnaast heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat die tegenstrijdig heeft verklaard over de duur van de relatie. Eiser heeft namelijk aanvankelijk zowel verklaard dat hij [vriendin] ongeveer een jaar geleden voor het eerst heeft ontmoet, als dat hij gedurende een jaar een relatie had met [vriendin] en dat hij niet weet hoe lang hij [vriendin] al had gezien voordat hij een relatie met haar kreeg. De beroepsgrond - met verwijzing naar de zienswijze - dat hier geen sprake is van een tegenstrijdigheid en dat eiser zijn vriendin een jaar kende en dat daarbij gedurende de laatste twee tot drie maanden sprake is geweest van een verkering, slaagt niet.
6. Ook heeft verweerder terecht als ongeloofwaardig aan eiser tegengeworpen dat die zowel heeft verklaard dat hij de imam op straat niet herkende, als dat de imam bij hem in de buurt woonde, dat de imam hem wel kende en dat zijn vader regelmatig bij hem naar de moskee gaat. Daarbij heeft verweerder terecht niet de zienswijze gevolgd dat eiser de imam niet herkende omdat hij onder invloed van alcohol was. Eiser heeft tijdens zijn gehoor immers nergens verklaard dat hij onder invloed verkeerd en hij heeft dit evenmin als aanvulling op het verslag naar voren gebracht.
7. Verder heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat diens verklaring in de zienswijze dat de imam [vriendin] op het dak heeft zien staan, in tegenspraak is met eisers eerdere verklaring tijdens het nader gehoor dat mensen hem en zijn vriendin op het dak niet konden zien.
8. Verweerder heeft voorts terecht overwogen dat eisers verklaring dat die niet weet waarom zijn vader bij de politie heeft gezegd dat hij eiser zou verstoten, bevreemdingwekkend is. Eisers zienswijze dat zijn vader dit tegen de politie heeft gezegd ter voorkoming van bloedwraak, spoort hiermee niet. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat niet valt in te zien waarom eiser dit pas in de zienswijze heeft verklaard.
9. Ten slotte heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij bij terugkeer te vrezen zou hebben vanwege afvalligheid. Daarbij heeft verweerder terecht gewezen op eisers verklaring dat hij reeds vóór de gestelde problemen naar aanleiding van zijn relatie een afvallige levensstijl had. Voor zover eiser aan dit element ten grondslag heeft gelegd dat de imam hem als afvallige heeft afgeschilderd vanwege het handgemeen, heeft verweerder er terecht op gewezen dat het ongeloofwaardig is dat dit handgemeen heeft plaatsgevonden.
10. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor verlening van een asielvergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.