ECLI:NL:RBDHA:2017:13442

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
20 november 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake weigering van een uitkering ingevolge de Wajong na tussenuitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd, maar deze was door verweerder geweigerd. De rechtbank had eerder een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat er gebreken waren in de besluitvorming van verweerder. In de einduitspraak oordeelt de rechtbank dat verweerder het gebrek heeft hersteld door aanvullende rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. De rechtbank benadrukt dat het begrip 'duurzaam ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie' strenger is dan 'arbeids(on)geschiktheid' en dat er mogelijkheden tot verbetering van de belastbaarheid van eiseres bestaan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, en veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/1720
uitspraak van de van de meervoudige kamer van 16 november 2017 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.M. Tason Avila),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
Bij besluit van 2 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en dit beroep nadien aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvulling daarop ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van haar begeleidster, [persoon A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij tussenuitspraak van 4 mei 2017 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
Eiseres heeft hierop haar zienswijze gegeven.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en deze uitspraak bouwt daarop voort. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is gelet op vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, als uitgangspunt genomen dat verweerder zich op het standpunt stelt dat in dit geval de situatie als omschreven in artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder b (niet beschikken over basale werknemersvaardigheden), van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zich voordoet, en dat er daarom geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zijn. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) is echter geen sprake van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen omdat behandelmogelijkheden aanwezig zijn, waarvan verwacht mag worden dat die leiden tot een toename van de bekwaamheden van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder ten aanzien van de situatie van het ontbreken van basale werknemersvaardigheden niet zonder arbeidsdeskundig onderzoek mogen concluderen dat geen sprake is van duurzaamheid. De rechtbank acht de besluitvorming van verweerder op dit punt dan ook onzorgvuldig voorbereid. Daarnaast heeft verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, ten onrechte het antwoord op de vraag of zich hier ook een (de) situatie(s), als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder a (geen taak kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie), en/of c (niet aaneengesloten kunnen werken gedurende ten minste een uur) en/of d (niet ten minste vier uur per dag belastbaar zijn) van het Schattingsbesluit voordoet(n), in het midden gelaten. De uit het Schattingsbesluit en uit artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgende motiveringsplicht houdt immers ook in dat moet worden weergegeven op welke in artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit genoemde aspecten wel, en op welke geen ontwikkeling valt te verwachten. Ook op dit punt acht de rechtbank de besluitvorming van verweerder gebrekkig. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld het zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek te herstellen. Hierbij diende de door eiseres na de zitting van 23 maart 2017 (bij brief van 3 mei 2017) overgelegde medische informatie met betrekking tot (het doel van) de EMDR-behandeling die zij ten tijde van de zitting onderging te worden betrokken.
3. Verweerder heeft bij brief van 4 juli 2017 (aanvullende) rapportages overgelegd van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b.
3.1
De verzekeringsarts b&b heeft, zo blijkt uit de rapportage van 8 juni 2017, naar aanleiding van de tussenuitspraak het dossier (wederom) bestudeerd en overleg gepleegd met de arbeidsdeskundige b&b.
Met verwijzing naar het in Bijlage 1 (‘Duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen’) van het ‘Compendium Participatiewet’ opgenomen stappenplan, heeft de verzekeringsarts b&b – wat betreft de beoordeling van (het ontbreken van) de duurzaamheid – getoetst of is voldaan aan de voorwaarden van de (in het stappenplan genoemde) drie afzonderlijke stappen. De verzekeringsarts b&b komt tot de slotsom dat de vraag of het ontbreken van arbeidsvermogen van eiseres duurzaam is, ontkennend beantwoord dient te worden, nu zowel mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid als tot verdere ontwikkeling en tot toename van bekwaamheden aanwezig worden geacht. Wat betreft de beoordeling van de punten, zoals genoemd in artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder a, c en d van het Schattingsbesluit, concludeert de verzekeringsarts b&b dat op grond van de onderzoeksbevindingen eiseres in staat moet worden geacht gedurende ten minste een periode van een uur aaneengesloten te werken, en ten minste vier uur per dag belastbaar te zijn. Met betrekking tot de vraag of eiseres een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, merkt de verzekeringsarts b&b op dat dit, met inachtneming van de vastgestelde beperkingen, ter beoordeling is van de arbeidsdeskundige.
3.2
Na bestudering van het dossier, het voeren van overleg met de verzekeringsarts b&b en het raadplegen van het takenbestand, komt de arbeidsdeskundige b&b, met inachtneming van wat de verzekeringsarts b&b in haar rapportage van 8 juni 2017 heeft overwogen, tot de conclusie dat eiseres in staat moet zijn de taak van schoffelen (code 0101) te verrichten. Hierbij is in aanmerking genomen dat – zoals door de verzekeringsarts b&b is vastgesteld – eiseres is aangewezen op voorspelbare werkzaamheden met duidelijke taken in een omgeving met niet al te veel prikkels, dat de werkzaamheden niet te stresserend mogen zijn, dat conflicthantering geen onderdeel van de werkzaamheden mag uitmaken en dat ook het uiten van de eigen gevoelens geen onderdeel van de werkzaamheden mag uitmaken.
4. Eiseres stelt zich in haar zienswijze op het standpunt dat de door de verzekeringsarts b&b aanwezig geachte mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid, tot verdere ontwikkeling en tot toename van bekwaamheden ontbreken. Eiseres betwist tevens de door de verzekeringsarts b&b getrokken conclusie dat zij voor ten minste vier uur per dag belastbaar is en dat zij in staat moet worden geacht gedurende ten minste een periode van een uur aaneengesloten te werken. Hiertoe voert eiseres onder meer aan dat uit de diverse door haar gevolgde behandelingen geen verbetering van de klachten is voortgekomen. De behandeling bij het Centrum Autisme bevindt zich thans wegens het ontbreken van verdere behandelmogelijkheden in de afrondende fase. Een verbetering van de belastbaarheid valt dan ook niet te verwachten. Daarnaast blijkt volgens eiseres nergens uit waarop de verzekeringsarts b&b haar stellingname baseert dat – in het kader van aanwezige mogelijkheden tot verdere ontwikkeling – eiseres op een gegeven moment in staat zal zijn om alleen te reizen. Ook heeft de verzekeringsarts b&b uit het feit dat eiseres succesvol een Vwo-opleiding heeft afgerond, ten onrechte afgeleid dat zij in staat moet worden geacht tot het volgen van andere opleidingen. Met betrekking tot het door de arbeidsdeskundige b&b in haar rapportage van 3 juli 2017 gegeven oordeel, stelt eiseres dat deze bij het selecteren van de taak schoffelen voorbij is gegaan aan het feit dat eiseres noch zelfstandig, noch gezamenlijk in staat is naar de werkplek of kantoor te reizen. Daarnaast is zij niet in staat tot teamwork en is zij niet bij machte om personen in haar omgeving die vragen en/of opmerkingen hebben te woord te staan. Gelet daarop kan de taak schoffelen niet als passend worden beschouwd, aldus eiseres.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het in de tussenuitspraak vastgestelde gebrek met de rapportages van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b, van respectievelijk 8 juni 2017 en 3 juli 2017, hersteld. Hierbij wordt het volgende overwogen.
5.1
In de rapportage van 8 juni 2017 stelt de verzekeringsarts b&b zich ten aanzien van stap 1 uit het (hiervoor onder 3.1 genoemde) stappenplan op het standpunt dat hier geen sprake is van een progressief ziektebeeld, nu bij eiseres voor een deel sprake is van een stationair beeld, en voor een deel verbetering mogelijk, en ook te verwachten, is. De situatie van eiseres voldoet, aldus de verzekeringsarts b&b, evenmin aan de in stap 2 genoemde voorwaarden, te weten: er is sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden en de aandoening is zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht. Immers, ten aanzien van de posttraumatische stressstoornis (PTSS) zijn nog behandelmogelijkheden aanwezig en daarnaast kan door afname van de PTSS-klachten en het leren omgaan met de autistische stoornis een toename van bekwaamheden worden verwacht. Vervolgens heeft de verzekeringsarts b&b in overleg met de arbeidsdeskundige b&b aan de hand van de in stap 3 genoemde aspecten (in onderlinge samenhang) beoordeeld of het ontbreken van arbeidsvermogen van eiseres duurzaam is. Met betrekking tot het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid komt de verzekeringsarts b&b tot de conclusie dat op medisch vlak verbetering mogelijk is door behandeling van de PTSS, door psycho-educatie ten aanzien van de autistische stoornis en door het volgen van een training die is gericht op het doen afnemen van de afhankelijkheid van de moeder. Wat betreft het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling merkt de verzekeringsarts b&b op dat gezien de aanwezige goede intelligentie en trainingsmogelijkheden de verwachting is dat eiseres in de toekomst meer zelfstandig zal kunnen functioneren. De aanwezige intelligentie stelt eiseres eveneens in staat opleidingen te volgen wat tot een toename van bekwaamheden leidt.
5.2
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts b&b aan de hand van het – volgens het door verweerder gevoerde beleid – te volgen stappenplan thans voldoende en inzichtelijk heeft gemotiveerd dat het ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bij eiseres niet duurzaam is. Bij de beoordeling zoals weergegeven in de rapportage van 8 juni 2017 is alle beschikbare medische informatie betrokken en de rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts b&b. Voor het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat, gelet op de bij eiseres aanwezige autismestoornis, sprake is van blijvende beperkingen, maar dat evenwel mogelijkheden bestaan tot verbetering van in het bijzonder de angstklachten waardoor de belastbaarheid zal verbeteren, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun te vinden in de aanwezige medische informatie. De rechtbank verwijst hiervoor onder meer naar overweging 3.2 van de tussenuitspraak, waar de (inhoud van de) brief van 21 januari 2016 van de zijde van GGZ Rivierduinen en Centrum Autisme wordt benoemd. Dat volgens de verzekeringsarts b&b het feit dat eiseres een diploma voor het voortgezet onderwijs op een reguliere school heeft behaald erop wijst dat eiseres leerbaar is en over mogelijkheden tot verdere ontwikkeling beschikt, komt de rechtbank niet onaannemelijk voor. Eiseres heeft niet afdoende onderbouwd waarom zij, gelet op haar bovengemiddelde intelligentie, welke intelligentie ook door de behandelaars/begeleiders van eiseres bij Prodeba in de brief van 16 augustus 2017 wordt benoemd, juist niet leerbaar zou moeten worden geacht. Voorts ziet de rechtbank in de door eiseres gestelde onzorgvuldigheden in het rapport van 8 juni 2017, gelet op de aard van de onvolkomenheden, geen aanleiding het inhoudelijk gegeven medisch oordeel in twijfel te trekken.
5.3
Overigens wijst de rechtbank er nog op dat het begrip duurzaam ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie aanzienlijk stringenter is dan “arbeids(on)geschiktheid” in de zin van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Sommige beperkingen bij het verrichten van arbeid kunnen leiden tot verlies aan verdiencapaciteit en een relevante mate van arbeidsongeschiktheid. Een nog resterende mate van arbeidsgeschiktheid kan echter in het kader van hoofdstuk 1A van de Wajong tot de conclusie leiden dat een betrokkene zeker nog mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft waardoor hij niet in aanmerking zal komen voor een Wajong-uitkering.
5.4
Wat betreft de conclusie van de verzekeringsarts b&b dat eiseres op basis van de voorhanden zijnde medische gegevens in staat moet worden geacht gedurende ten minste een periode van een uur aaneengesloten te werken, en dat zij tevens ten minste vier uur per dag belastbaar is, als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder c en d van het Schattingsbesluit, ziet de rechtbank evenmin aanknopingspunten om die conclusie voor onjuist te houden. De verzekeringsarts b&b heeft hierbij in aanmerking genomen dat eiseres in verband met haar autistische stoornis is aangewezen op werkzaamheden waarbij sprake is van voorspelbaarheid, heldere taken met goede afspraken en een (werk)omgeving met niet al te veel prikkels. Daarnaast leveren de angstklachten beperkingen op ten aanzien van het omgaan met stress, het uiten van eigen gevoelens, het hanteren van conflicten en ten aanzien van het (tijdelijk) niet in staat zijn alleen naar de werkplek te reizen. Dit laatste zal in de visie van de verzekeringsarts b&b echter naar verwachting met behandeling en training op termijn wel tot de mogelijkheden gaan behoren. Voor de stelling van eiseres dat zij niet belastbaar is in de zin van artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder c en d van het Schattingsbesluit ziet de rechtbank in de onderliggende (medische) stukken geen aanknopingspunten.
6. Nu de door eiseres overgelegde medische informatie geen reden vormt om de conclusies van de verzekeringsarts b&b in twijfel te trekken, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om, zoals door eiseres is verzocht, een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen die laatstgenoemde conclusies nader zou dienen te beoordelen.
7.1
De arbeidsdeskundige b&b heeft – na dossierstudie, kennisname van het rapport van de verzekeringsarts b&b van 8 juni 2017 en het met de verzekeringsarts b&b gevoerde overleg – op 3 juli 2017 het takenbestand geraadpleegd. Volgens de arbeidsdeskundige b&b kan de taak schoffelen door eiseres worden verricht. Dit betreft een taak met voorspelbare werkzaamheden en zonder stresserende omstandigheden, zoals een hoog werktempo en/of veel prikkels. De werkzaamheden worden verricht onder leiding en begeleiding van een meewerkend voorman, die, indien nodig, extra uitleg kan geven bij problemen of onduidelijkheden. Bij het uitvoeren van de taak schoffelen komt het uiten van eigen gevoelens en/of conflicthantering niet dan wel weinig tot niet voor, aldus de arbeidsdeskundige b&b.
7.2
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 1a, tweede lid, van het Schattingsbesluit een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt beschouwd als de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen. Eiseres heeft weliswaar bestreden dat zij de door de arbeidsdeskundige b&b geselecteerde taak van schoffelen kan verrichten, maar zij doelt daarbij met name op haar (medische) beperkingen, waarmee door de verzekeringsarts b&b niet voldoende rekening zou zijn gehouden. De hierop betrekking hebbende beroepsgronden treffen echter geen doel, zoals uit het vorenstaande blijkt. Daarom is er geen aanleiding om te oordelen dat de taak schoffelen, die geselecteerd is aan de hand van de door de verzekeringsarts b&b vastgestelde beperkingen, niet passend zou zijn voor eiseres.
8. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is het beroep gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd vanwege een onzorgvuldige voorbereiding en een gebrekkige motivering daarvan. Nu verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld door middel van aanvullend onderzoek en een aanvullende motivering, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
9. Omdat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres in de beroepsfase. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.237,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0.5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1). Voor een vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase bestaat geen aanleiding nu van het herroepen van het primaire besluit geen sprake is.
10. De rechtbank bepaalt voorts dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.237,50 te betalen
aan eiseres;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.S.M. Lubbe, voorzitter, en mr. A.L. Frenkel en mr. F. Arichi, leden, in aanwezigheid van mr. J.M. Baars, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.