ECLI:NL:RBDHA:2017:13358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6734
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en relatieproblemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraanse man geboren in 1987, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld, waarbij de geloofwaardigheid van het asielrelaas centraal stond. Eiser had gesteld dat hij problemen ondervond door een relatie met een vrouw, [persoon A], die getrouwd was met een hoge functionaris in Iran. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was. Eiser had geen ondersteunende documenten overgelegd en zijn verklaringen over de relatie met [persoon A] waren vaag en tegenstrijdig. De rechtbank vond dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij vrees had voor vervolging bij terugkeer naar Iran. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/6734

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2017 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J. van Vegten).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Mehrian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1987 en heeft de Iraanse nationaliteit.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. Eiser was werkzaam in een winkel. Een klant ( [persoon A] ) kwam een tablet retourneren en kreeg van eiser een tablet te leen welke hij later bij haar heeft opgehaald. Enige tijd later stuurde [persoon A] hem romantische berichten. Eiser heeft deze eerst genegeerd, maar is later op de avances ingegaan, waarna hij een relatie met haar heeft gekregen. Hij ging ervan uit dat [persoon A] gescheiden was, eiser zelf is gehuwd. Na het overlijden van zijn oma was eiser erg emotioneel en sprak hij met [persoon A] af in het park. Op enig moment stopte er een auto en daar stapte haar echtgenoot, een luitenant eerste klas, uit. Eiser is weggerend en is naar het huis van zijn ouders gegaan. Tegen hem is een arrestatiebevel wegens verkrachting en spionage uitgevaardigd. De vader van [persoon A] is een hoge functionaris van de Iraanse veiligheidsdienst. Eiser besloot het land te verlaten, aldus eiser.
3. Verweerder heeft met toepassing van artikel 31, eerste lid, van de Vw de aanvraag als ongegrond afgewezen. Als relevante elementen van het asielrelaas worden door verweerder onderscheiden:
- betrokkene is [naam eiser] , geboren op [geboortedatum] 1987 te [plaats] en heeft de Iraanse nationaliteit;
- de relatie met [persoon A] en de problemen die daaruit zijn voortgekomen.
Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig, maar het tweede element ongeloofwaardig geacht. Daartoe heeft verweerder overwogen dat eiser geen documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn asielrelaas en vaag, summier en ongerijmd heeft verklaard over [persoon A] , hun relatie en de daaruit volgende problemen.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen vrees heeft voor vluchtelingrechtelijke vervolging. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat bij terugkeer naar het land van herkomst sprake is van een reëel en voorzienbaar risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), aldus verweerder.
4. Eiser betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een relatie had met [persoon A] . Hij heeft immers een aantal telefoonnummers van [persoon A] genoemd. Verweerder heeft nagelaten te verifiëren aan wie die telefoonnummers toebehoren. Ook heeft hij voldoende verklaard waarom hij alsnog heeft gereageerd op de berichtjes van [persoon A] , nadat hij haar nummers aanvankelijk had geblokkeerd. Verweerder heeft hem verder ten onrechte tegengeworpen dat niet valt in te zien dat hij geen gebruik heeft gemaakt van sigheh, een tijdelijk huwelijk. Ook heeft hij niet vaag en summier verklaard over [persoon A] omdat hij niet wist hoe oud zij is. In Iran heerst daaromtrent een andere cultuur dan in Nederland. Voorts heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij vaag, summier en tegenstrijdig over zijn relatie met [persoon A] heeft verklaard. Het was geen serieuze relatie en zij hadden geen toekomstplannen. Ook had hij, gezien de aard van de relatie, geen reden om naar meer informatie over [persoon A] te zoeken. Zo is het bovendien gebruikelijk dat vrouwen na hun echtscheiding de achternaam van hun man blijven gebruiken, zodat hij geen reden had om te twijfelen aan het verhaal van [persoon A] dat zij was gescheiden. Verder heeft verweerder ten onrechte gesteld dat hij de informatie over de identiteit en functie van de echtgenoot van [persoon A] uit derde hand heeft. Hij heeft deze informatie zelf gevonden, aldus eiser.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
Anders dan eiser heeft betoogd heeft hij met het noemen van een aantal telefoonnummers van [persoon A] geen begin van bewijs van de relatie geleverd. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het niet objectief verifieerbaar is aan wie de nummers toebehoren en of die persoon daadwerkelijk een relatie met eiser heeft gehad. Er bestond voor verweerder derhalve geen aanleiding te verifiëren of deze telefoonnummers aan [persoon A] toebehoren.
5.2
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser vaag en summier over [persoon A] en vaag, summier en tegenstrijdig over de relatie met [persoon A] heeft verklaard. Daartoe wordt overwogen dat eiser niet helder heeft verklaard over waarom hij alsnog besloot te reageren op één van de berichtjes van [persoon A] . Voor zover eiser heeft gesteld nieuwsgierig te zijn geworden naar diegene die hem berichtjes bleef sturen, had daarbij van eiser mogen worden verwacht nader onderzoek te doen naar [persoon A] . Ook gelet op de omstandigheid dat eiser overspel met haar pleegde zonder gebruik te maken van een tijdelijk huwelijk, ongeacht of zijn verklaringen daarover ongerijmd zijn, en de daarmee gepaarde risico’s, mag van eiser worden verwacht te onderzoeken met wie hij van doen had en wat haar huwelijkse staat was. Verweerder heeft zich daarbij niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het bevreemding wekt dat eiser niet wist dat [persoon A] nog gehuwd was ten tijde van hun relatie. Verweerder heeft daarbij gewezen op de omstandigheden dat eiser ten tijde van de sms-berichten nog niet wist dat [persoon A] gescheiden zou zijn, terwijl hij wel wist dat de tablet die zij ter reparatie had gebracht gefactureerd was op de naam van de heer [naam]. Daarbij komt dat eiser ook bij het wooncomplex van [persoon A] moest aangeven dat hij voor de heer [naam] kwam. De stelling dat het gewoon is in Iran dat vrouwen na hun scheiding de naam van hun ex-echtgenoot aanhouden, doet daar niet aan af.
5.3
Ook anderszins heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser vaag en summier over [persoon A] heeft verklaard. Ongeacht of van eiser mag worden verwacht dat hij weet hoe oud [persoon A] is, heeft verweerder zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser op expliciete vragen over [persoon A] en haar achtergrond geen heldere antwoorden heeft gegeven. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat van eiser meer kennis over [persoon A] mocht worden verwacht dan hij thans over haar heeft verklaard, nu eiser heeft verklaard dat hij haar zes á zeven maanden kende, waarvan zij vier maanden een intieme relatie hadden en dat zij een emotionele band hadden ontwikkeld.
5.4
Voorts heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser tegenstrijdig over zijn relatie met [persoon A] heeft verklaard. Zo heeft hij verklaard dat hij geïnteresseerd is geraakt in [persoon A] , omdat zij een emotionele band hadden. Ook uit de verklaringen van eiser blijkt dat zij een relatie zouden hebben gehad waarin emoties werden geuit, zoals na het overlijden van eisers oma. Tegenstrijdig heeft eiser verklaard dat zij geen emotionele relatie hadden en dat de relatie niet zo belangrijk was.
5.5
Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien dat eiser bijna zes maanden lang een relatie heeft met de dochter van de op vier na machtigste persoon in Iran, zonder dat dit problemen oplevert. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat uit de verklaringen tijdens het nader gehoor blijkt dat eiser meerdere malen in het openbaar en bij [persoon A] thuis heeft afgesproken. Gezien het feit dat vrouwen in Iran weinig vrijheid genieten, de gestelde functies van de vader en de echtgenoot van [persoon A] en de verklaring van eiser dat [persoon A] zich niet hield aan de islamitische kledingvoorschriften, hetgeen zeker opgevallen moet zijn in Iran, valt niet in te zien dat de relatie zo lang heeft kunnen voortduren. Daarbij komt dat eiser ook niet veel over de vader van [persoon A] heeft kunnen verklaren, terwijl verwacht mag worden dat over iemand die de vier na hoogste functie in het leger heeft meer informatie beschikbaar is. Vooral nu eiser heeft verklaard in het leger nog onder hem gediend te hebben.
5.6
Gelet op voorgaande heeft verweerder de gestelde relatie niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Gelet daarop wordt overwogen dat verweerder de gestelde daaruit volgende problemen evenmin geloofwaardig heeft hoeven achten.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.